14 Tanzania

11 mei 2012 -17 mei 2012
Dr. Livingstone, I presume?

De eerste stad die we tegenkomen is Sumbawanga waar we geld halen, diesel tanken en wat brood e n bier kopen. Het is een druk handelsstadje aan het eind van de asfaltweg vanaf Dar es Salaam en zo voelt het ook. De komende circa zeshonderd kilometer naar Kigoma zijn onverhard en worden weer een beproeving voor ons en de auto. Als we vertrekken uit Sumbawanga rijden we in eerste instantie nog over een weg in aanbouw (Chinezen uiteraard) waarvan sommige delen al goed begaanbaar zijn. Waarschijnlijk zal dit hele traject ooit geasfalteerd zijn. Na verloop van tijd komen we op de oude weg die afwisselend redelijk en erg slecht is. Vlak

het Katavi National Park vinden we weer een kleine afgraving wat altijd prima plekjes voor ons zijn omdat dit de plaatsen zijn waar gravel uitgegraven is voor de weg en waar de bodem meestal hard genoeg is. Na een heerlijke nachtrust rijden we de volgende ochtend door het Katavi NP. Omdat de hoofdweg er doorheen gaat hoeft niemand te betalen zolang je op de hoofdroute blijft. De paar kleine zijweggetjes die er af en toe zijn zien er zo onbegaanbaar uit dat je hier echt in zou willen rijden. Het regenseizoen is hier bijna afgelopen en dat is goed te zien. De hoofdweg is gelukkig redelijk droog maar alles daarbuiten is drassig en nat. We kunnen redelijk snel doorrijden en dat is maar goed ook want er zitten in dit park veel tseetseevliegen die door de kieren van de cabine naar binnen komen zodra we langzaam moeten rijden. Onderweg zien we zowaar nog een paar bavianen, giraffen en nijlpaarden. De rest van de dag hobbelen we rustig verder waarbij de sport is om te proberen twintig kilometer per uur te halen.

Overweldigende sterrenhemel

De omgeving is erg groen en mooi. Het ene moment rijden we over drassige vlaktes en vervolgens weer via smalle passen door kleine bergketens met diepe kloven. Overal staan bloemen en regelmatig zien we aapjes en diverse mooie vogels. Er wonen niet heel veel mensen hier. Alleen in een paar kleine stadjes die we af en toe passeren is iets van beschaving zichtbaar. De enkele mensen die er wonen leven erg primitief. Zo te zien is het maken van houtskool de enige inkomstenbron. Dat staat meestal in grote zakken langs de weg om te verkopen. Opnieuw vinden we aan het eind van de middag een droge afgraving voor de nacht. Het is een heldere maanloze nacht. Doordat we bijna twee kilometer hoog zitten en ver van enige stad of dorp zijn is de sterrenhemel absoluut overweldigend.  Met behulp van een sterrenkaart zoeken we zoveel mogelijk sterrenbeelden op.

Bijna gespietst

Ook de vierde dag op weg naar Kigoma is een prachtige route door de bergen. De weg is af en toe dramatisch slecht en we kunnen ons niet voorstellen dat hier ook vrachtwagens kunnen rijden als het echt veel geregend heeft. Soms kunnen we maar stapvoets rijden omdat de geulen en gaten in de weg zo groot en diep zijn. Op een gegeven moment komen we vrachtwagen met aanhanger tegen geladen met enorme runderen met nog grotere horens. De vrachtwagen kan echt maar stapvoets rijden. Eén van de uitstekende horens maakt weer een nieuwe diepe kras over de zijkant van Kasa. Even zijn we nog bang dat de hoorn dwars door ons zijraam prikt maar het plastic blijkt gelukkig toch maar weer sterker dan we denken.

Chinese aanpak bij wegenbouw

Tussen de zoutstad Uvinza en Kigoma zijn de Chinezen een nieuwe weg aan het bouwen en het laatste stuk blijkt zelfs al geasfalteerd te zijn. We zijn niet altijd blij met de Chinezen maar op dit soort momenten kunnen we hun inspanningen toch wel waarderen. Chinese wegenbouw lijkt vooral gericht op het zo hoog en droog mogelijk aanleggen van de weg. Hele bergen worden afgegraven om dijken aan te leggen voor de weg en geulen voor de waterafvoer. Het landschap rond de weg en rond bestaande dorpen en huizen wordt totaal vernield. Alle huizen en tuintjes binnen een afstand van 50 meter links en rechts van de weg moeten het ontgelden.  De ondergrond is het belangrijkste. Het uiteindelijke asfaltlaagje is van veel minder belang en het comfort van de weg telt meestal al helemaal niet. Maar ja, er ligt dan wel een weg die een tijdje mee kan wat uiteindelijk toch het belangrijkste is in Afrika.

In Kigoma doen we eerst wat boodschappen op de markt en vervolgens vertrekken we naar het Jakobsen guesthouse, een kilometer of zes ten zuiden van de stad. Het is een hele toer om er te komen want omdat het pad vaak veel te smal is voor vrachtwagens. Maar goed we komen er zonder al te veel problemen, alleen weer wat krassen erbij. De Noorse eigenaar blijkt er niet te zijn deze week en wij zijn de enige gasten. Er is een kleine camping bij het guesthouse die op zich niet zoveel voorstelt maar de ligging aan het Tanganyikameer maakt alles goed.

Even bijkomen aan het Tanganyikameer

Het water is kristalhelder en er is een klein zandstrandje. Als eerste gaan we maar eens lekker zwemmen, ook hier zou geen Bilharzia zijn beweert de beheerder van de campsite. Aangezien er nergens riet staat en het water zo ontzettend helder is geloven we het maar. Op het riet leven onder water namelijk de waterslakjes die op hun beurt het tehuis zijn van Bilharzia wormpjes die je lichaam kunnen binnendringen als je aan het zwemmen bent. Intussen schijnt ook de zon weer en we genieten van een zonsondergang over het meer met aan de overkant de hoge bergen in Congo. Op een houtvuurtje gaan we de laatste boerewors uit de vriezer braaien en gaan we poikie koken.  We blijven een paar dagen staan op deze heerlijke plek en doen weer wat aan school.  Ook weer wat tijd besteed aan het hoognodige onderhoud aan de auto. De kinderen spelen met een binnenband op het meer, snorkelen wat en klauteren over de rotsen. We genieten zo van de verdiende rust na vier dagen van vermoeiend rijden. Tijdens een klimpartij over de rotsen krijgt Stijn nog de schrik van zijn leven als hij een opgerolde python ziet liggen tussen de stenen. Tja, het blijft Afrika natuurlijk. Ik ga nog een middagje met een busje naar de stad om bij een internetcafé visums aan te vragen voor Rwanda. Deze kan je namelijk niet aan de grens krijgen. Ik ben toch maar weer blij dat we ons eigen vervoer hebben want na twee keer in een klein Toyotabusje Hiace gezeten te hebben met zonder overdrijven meer dan 25 niet al te fris ruikende Afrikanen heb ik het wel weer even gehad met het openbaar vervoer.

Dr. Livingstone, I presume?

Na een paar dagen vertrekken we weer en rijden naar de grens met Burundi. We doen eerst weer uitgebreid boodschappen op de mooie markt van Kigoma. Ook kopen we op straat een maaltje vis van een vrouw die de hele handel op haar hoofd draagt. Voordat we naar Burundi gaan rijden we nog langs het vlakbij gelegen plaatsje Ujiji. Dit was lange tijd de belangrijkste (slaven) handelsstad aan het meer en de plaats waar de journalist Henry Morton Stanley ongeveer 150 jaar geleden na een lange zware tocht door de Congo de vermiste ontdekkingsreiziger dr Livingstone vond en de beroemde woorden “Dr. Livingstone, I presume?” uitsprak.  De beroemde plaats onder de mangobomen blijkt inmiddels tot een omheind museum verbouwd te zijn waar buitenlandse toeristen buitensporige bedragen aan entree voor moeten betalen. Dat gaan we dus niet doen. Overigens is er een plaats verderop aan het meer in Burundi waarvan men daar ook zegt dat dat de ontmoetingsplaats was.  We zullen het waarschijnlijk nooit weten. De weg naar Burundi blijkt tot onze verassing geheel geasfalteerd en na een lange klim omhoog staan we eerder dan verwacht aan de grens. De grens gaat vlot en zonder problemen.

Korte reflectie

Het was ons tweede bezoek aan Tanzania deze reis maar gezamenlijk zijn we tot de conclusie gekomen dat we dit deel van Tanzania eigenlijk leuker vonden. Misschien lag het aan de tijd van het jaar maar vooral de mensen vinden we hier veel opener en vriendelijker dan aan de kust. We missen natuurlijk hier wel de mooie Indische Oceaan om nog maar te zwijgen van Zanzibar, maar het zoete water van het enorme Tanganyikameer maakt heel veel goed. Ander pluspunt is het klimaat, dankzij de hoogte is het hier veel aangenamer. [/vc_column_text]

Alle foto's op een rijtje:

Nog meer grensperikelen

De grensovergang naar Tanzania is er weer eentje die je kunt verwachten als je niet de gemakkelijkste route kiest. Eerst moet het grote hek open gemaakt zodat wij er door heen kunnen maar aangezien het hengsel kapot is valt het hele hek bijna om. Na wat moeite kunnen we een stukje doorrijden over een soort bouwput met aan de zijkant een verrassend modern uitziend gebouwtje waar de douaniers en agenten zouden moeten zitten. Het lijkt gebouwd om honderden reizigers per dag te kunnen ontvangen maar wij zijn de eerste vandaag en vrijwel zeker ook de laatste. Na enige tijd verschijnen er twee mannen die voor douanier en immigratie-beambte moeten doorgaan maar er meer uitzien alsof ze net uit bed komen. Ze zijn gelukkig wel vriendelijk en behulpzaam. Uiteraard moeten we weer betalen voor visums en roadtax, zoals gebruikelijk te betalen in Amerikaanse dollars. 170 dollar armer mogen we na een uurtje door het volgende hek rijden dat nog wel normaal te openen is. De douanier van Zambia had ons gewaarschuwd voor de slechte weg in Tanzania en aangezien het laatste stuk weg in Zambia al zo dramatisch was zijn we op het ergste voorbereid. De goede man was waarschijnlijk nog nooit aan deze kant van de grens geweest want de weg blijkt een redelijk begaanbare gravelweg te zijn.

Wat doen jullie hier?

Het is een mooie route door een vruchtbaar en daardoor dichtbevolkt landschap. We rijden door veel kleine dorpjes. Er komen hier duidelijk niet veel toeristen, iedereen zwaait vriendelijk naar ons. Kinderen komen van ver over de velden naar de weg toe rennen om ons te bekijken. Tussen twee dorpen in vinden we een afgraving annex drinkplaats voor koeien waar we Kasa parkeren voor de nacht.  De volgende ochtend zijn er natuurlijk wel wat nieuwsgierige mensen om ons te bekijken maar ze blijven op een afstandje naar ons gluren. Een van de mannen blijkt Engels te spreken en komt namens de dorpsgenoten vragen wat wij hier komen doen. We leggen hem uit dat we toeristen zijn en hier geslapen hebben. Hij gaat het vervolgens doorgeven aan zijn dorpsgenoten. Blijkbaar tevreden met deze verklaring vervolgt iedereen zijn weg en zijn we weer alleen. De mensen hier kunnen zich waarschijnlijk nauwelijks voorstellen wat wij hier doen, en vooral waarom.  Een vrachtwagen kan in hun ogen alleen maar gebruikt worden vervoer van goederen of vee met daarop eventueel weer mensen en vee. Zelfs aan de meeste Afrikaanse grenzen moeten we telkens uitleggen dat we een huis op wielen zijn en dat we dit voor ons plezier doen. Meestal geloven ze het pas als ze naar binnen hebben kunnen kijken.

Zware tocht naar Kigoma in het noorden

120