16 Namibie deel 2

8 augustus – 19 september 2007
Heerlijke herstart in Namibië

Terugblik eerste deel

Na ruim tien weken Nederland landen we 8 augustus om zeven uur ’s morgens in Windhoek, de hoofdstad van Namibië. Met ruim honderd kilo aan koffers vol met boeken voor het nieuwe schooljaar en nog eens zes grote tassen handbagage wringen we ons naar buiten. Het is nog vroeg en maar een paar graden boven nul. We worden opgehaald door de eigenaar van de Kalahari Inn, de plaats waar Kasa geparkeerd staat. Het was een hele omslag om weer in het drukke Nederland te zijn, aan agenda te hebben die zich snel vulde en al het geregel dat volgt na een overlijden. We hebben heel veel steun gehad van vrienden en familie die we bij deze ook nog eens heel erg willen bedanken. Nu is het zover, we gaan onze reis voortzetten. Even een korte update van het eerste deel van onze safari:
  • Bijna 6 maanden,
  • 16 landen in Afrika,
  • Zowat 24000 kilometer,
  • 1 lekke band,
  • 11 tanden gewisseld,
  • Ruim 5000 liter diesel,
  • 3500 foto’s,
  • … en bijna een heel (!) schooljaar afgerond.
Al met al behoorlijk veel gereisd in soms eigenlijk wel lastige landen en over af en toe vrijwel onbegaanbare wegen. We zijn nu in het zuidelijke deel van Afrika en willen het de komende maanden iets rustiger aan gaan doen en genieten van mooie plekjes, natuurparken bezoeken, etc.

 

Voorbereidingen

Kasa staat al buiten geparkeerd al we aankomen. Dat hadden ze beter niet kunnen doen want bij het naar buiten rijden is er een spiegel (de zesde alweer) gesneuveld en is één van de achterlichten en de nummerplaat helemaal verbogen. Ach ja. Voor de rest is alles nog in orde. ’s Middags rijden we meteen naar Windhoek om de nodige boodschappen te doen. Het is even wennen, weer links rijden en met een vrachtwagen, maar het gaat allemaal goed. Gelukkig kennen we de weg nog. De kisten worden weer gevuld met levensmiddelen, we tanken de dieseltanks vol en bij de camping vullen we de jerrycans met water. Omdat de Kalahari Inn toch wat onhandig ver buiten de stad ligt rijden we volgende dag naar de Arebusch campsite in de stad zelf. De dagen daarna zijn we druk bezig om de auto weer opnieuw in te richten. We hebben nu boeken voor drie in plaats van twee kinderen bij ons dus er moet de nodige ruimte vrijgemaakt worden. Verder krijgt de auto verse olie, vet en filters, installeren we een nieuwe drinkwaterpomp en doen allerlei andere achterstallige klusjes. De deuken in de bak die we Angola hebben opgelopen knappen we provisorisch op. We ontmoeten nog een Zwitsers stel dat twee jaar geleden met hun drie zoons in een mooie oude omgebouwde Saurer (een Zwitserse legertruck) via de Afrikaanse westkust is komen afzakken en nu voor vier jaar in Kaapstad woont. Ze zijn nu met hun twee jongste zoons voor een maand vakantie in Namibië. Als we afscheid nemen geven hun zoons hun speelautootjes aan onze zoons. Echte bulldozers, gravelschuivers en walsen. Pieter en Stijn zijn helemaal gelukkig. Van hen krijgen we de ook landkaarten en nuttige tips voor het noordwesten van Namibië. Na vier dagen klussen, schoonmaken en opruimen wordt het de hoogste tijd het koude Windhoek te verlaten en af te zakken naar de kust, naar Swakopmund, de stad waar we het eerste deel van de reis hebben afgebroken. Bovendien, daar kwamen we pas later achter is waarschijnlijk, op de camping in Windhoek onze videocamera met tas gestolen. Maar we begrijpen nog steeds niet hoe.

Weer onderweg

De eerste nacht slapen we ergens onderweg op een zogenaamde game-farm. Daar zijn er nogal wat van in Namibië. Het zijn boerderijen, vaak van Duitse eigenaren, waar behalve wat vee ook een stuk is afgezet waar wild rondloopt. Die van ons was een klein kampeerterreintje met één eenvoudig toiletje maar het zijn soms ook gigantische lappen grond met een zeer luxueuze logde waar, vooral Amerikaanse en Duitse, gefortuneerde gasten komen om te jagen op springbokjes en antilopen maar soms ook op leeuwen en zelfs luipaarden en jachtluipaarden die hier speciaal voor gefokt worden. Wij hebben de volgende ochtend een berg beklommen en een mooie wandeling gemaakt. We hebben alleen maar één giraf en de waakhond van de boer gezien maar we vonden het toch wel leuk.

Namib Naukluft park

De volgende dag in Swakopmund kopen we als nette toeristen keurig een vergunning om een tochtje door de woestijn te mogen doen. Met deze ‘permit’ mogen we het Namib Naukluft park in rijden en er één nacht overnachten. We krijgen een kaartje met een stuk of 15 plaatsen waar bezienswaardigheden te zien zijn. Voor de kinderen is het best aardig en vooral de overnachting in de rivierbedding van de Swakop-rivier is een prachtige ervaring. Daar staan we weer, helemaal alleen, midden in de woestijn. Er is geen maan dus een prachtige sterrenhemel. Als je het nooit gezien hebt geloof je nooit dat alleen de sterren en de melkweg zo duidelijk kunnen zijn en ze zoveel licht kunnen geven. We roosteren lekkere stukjes vlees op een houtvuurtje en drinken een wijntje. De volgende ochtend staan we om zes uur op om nog voor zonsopkomst een wandeling te gaan maken door de rivierbedding. We zien wat springbokjes, struisvogels, rotsdasjes en parelhoenders. Na het ontbijt vervolgen we ons routekaartje en zien de eerste welwitchia’s. Het zijn planten die alleen in deze woestijn voorkomen en duizenden jaren oud kunnen worden. Kasa moet weer even wennen aan wasbordpistes want we moeten twee keer stoppen. Eén keer is een koelwaterslang losgetrild en één keer raakt een slang los van het reservoir van de stuurbekrachtigingsolie.

Redding van opa George

We zijn niet de enige die problemen hebben want als we alweer op de terugweg zijn horen we van een passerende Franse toerist dat er een iets van twintig kilometer terug een Nederlander gestrand is. De Fransman gaat in Swakopmund een garage waarschuwen maar wij besluiten ook even te gaan kijken. Als we bij de auto, een ‘bakkie’, aankomen ontmoeten we George, een Nederlander die na zijn pensioen in Namibië is gaan wonen. Zijn auto staat met de achterkant boven op zijn grote reserve-dieseltank, die normaal onder de auto hangt maar nu op de wasbordpiste onder zijn auto vandaan is getrild. Terwijl Jacobine wat koffie zet en broodjes smeert haal ik de tank er onderuit en we hevelen de brandstof deels over in onze jerrycans. Toen de tank leeg genoeg was om te kunnen tillen konden we hem achter in de bak van George zijn auto zetten. Door een harde zandstorm rijden we gezamenlijk terug naar Swakopmund, waarbij we door onoplettendheid onze eigen dieseltank leegrijden. We hadden net een paar jerrycans met diesel van George gevuld, dus even getankt, ontlucht, en we konden weer verder. George is sinds kort met pensioen, heeft alles in Nederland verkocht en opgezegd en heeft sinds enkele weken een huis gehuurd in Swakopmund. Hij is van plan de komende jaren lekker te gaan genieten en te gaan reizen door zuidelijk Afrika. Met wat kunst en vliegwerk parkeren we Kasa achter George zijn huis. In George zijn huis mogen de kinderen lekker in bad en kunnen wij douchen. Na deze opfrisbeurt neemt George ons ’s avonds mee naar een visrestaurantje in de stad. We hebben een gezellige avond en het is al heel laat als we gaan slapen. De volgende ochtend ontbijten we gezamenlijk en gaan vervolgens naar de supermarkt om eten en drinken in te slaan voor een paar dagen. Hier nemen we afscheid van George en bedanken hem nogmaals voor zijn gastvrijheid.

Robbenkolonie bij Cape Cross

We rijden rustig langs de Skeleton Coast naar het noorden totdat we bij Cape Cross aankomen. Dit is het punt waar de Portugezen ooit aan land kwamen om dit deel van Afrika voor hun koning op te eisen. Veel plezier hebben ze er nooit van gehad want eigenlijk is hier helemaal niets. Nu is het vooral bekend om een enorme zeerobbenkolonie.  Het zijn enorme kuddes met honderdduizenden robben die hier langs de kust liggen te stinken. Rond de kuddes loeren tientallen jakhalzen op gewonde of stervende robben. Het is een fascinerend gezicht al is het voor ons nog steeds wennen om zoveel andere toeristen te zien. Grote groepen luidruchtige Italianen en Spanjaarden met grote camera’s banjeren overal rond en trekken zich weinig aan van mensen die rustig willen genieten van de dieren en het landschap. Rare jongens die Romeinen.

Weg van de toeristen

We willen de toeristenroute even mijden en besluiten na Cape Cross de gravelroad te verlaten en via een 4WD track naar de Messum krater te rijden. Het is een mooie route en we zien tientallen enorme welwitchia’s langs de route. Stukken groter en mooier dan die we bij de welwitchia-drive tegenkwamen. Vlak voor we afdalen in de krater (ooit een enorme vulkaan met een omtrek van twintig kilometer) vinden we mooi overnachtingsplekje. We zijn weer even helemaal alleen op de wereld. De volgende ochtend rijden we door de krater, een betoverend landschap. Via mooie pistes rijden we verder naar het oosten richting Brandberg. De pistes zijn breed en verlaten en dus mogen de kinderen één voor één allemaal een paar kilometer sturen. Pieter mag ook het gaspedaal bedienen. Op onze digitale kaart hebben we een route gezien die binnendoor naar Twijfelfontein leidt en we besluiten deze route te gaan volgen. Het begin van het pad, bij een verlaten tinmijn, is afgezet met stenen maar die halen we maar even weg. Het blijkt een wel erg smal bergpaadje te zijn. In terugrijden hebben we ook geen zin en dus hobbelen we rustig door. Na een aantal bergpasjes daalt de weg steil af naar de kloof van de Ugab-rivier, die in deze tijd van het jaar gelukkig droog staat. Vooral bij scherpe bochten redden we het niet om op het spoor te blijven en gaan de achterwielen soms over grote rotsblokken. Maar met veel kunst en vliegwerk bereiken we de rivier. Hier komen we in mul zand terecht. Na een paar kilometer ploegen loopt het spoor de kloof weer uit via de ‘Divorce-pass’. En we begrijpen meteen waarom. Het is ongelofelijk steil en smal, overal losse stenen en eigenlijk absoluut ongeschikt voor vrachtwagens. Het is al laat dus besluiten we hier te gaan overnachten en te bedenken hoe we hier morgen uit gaan komen.

Divorce pass zonder ruzie

De volgende ochtend laten we de motor goed warmdraaien. Aan de sporen te zien zijn er net olifanten gepasseerd maar die hebben wij gemist. Janne en ik lopen de eerste paar honderd meter vast naar boven om het pad te bekijken. We slepen grote stenen opzij die in de binnenbochten liggen en vullen de diepste gaten op met andere grote stenen. Daarna gaan we het proberen. De eerste paar kilometer zijn heel steil en smal maar Kasa heeft er geen enkele moeite mee. De banden slippen geen enkele keer maar hebben wel flink te lijden van scherpe stenen. Na een paar uur rijden wordt het spoor iets gemakkelijker en het landschap iets groener en vlakker. We zien gemsbokken, springbokken en giraffen. We bezoeken nog een andere krater, de Doros krater. Als we hier wegrijden zien we de eerste auto staan die we sinds dagen zien. We zijn nog even bang dat het een parkwachter of iets dergelijks is die ons een boete komt geven. Want ook in dit deel van Namibië heb je eigenlijk permits nodig om dit soort routes te rijden. Het blijkt echter een Zuid-Afrikaan te zijn die een beetje verlegen toegeeft dat hij ietwat verdwaald is en werkelijk geen idee heeft hoe hij in Twijfelfontein moet komen. Met onze GPS is het kinderspel en hij volgt ons. Na een half uurtje komen we aan bij een drinkplaats voor wilde dieren (hier noemen ze dat een waterhole) vanwaar wij hem eenvoudig de weg kunnen wijzen. Wijzelf besluiten hier vannacht te blijven staan. In de avond komen diverse soorten herten en antilopen hier drinken.

Twijfelfontein

De volgende ochtend rijden we naar Twijfelfontein waar rotsgravures (geen rotstekeningen) te zien zijn die het San-volk (bij ons beter bekend als de bosjesmannen) hier de afgelopen millennia in de rotsen hebben gebeiteld. We krijgen een leuke rondleiding van Johannes, alweer zo’n oer-Hollandse naam, maar Johannes ziet er allesbehalve Hollands uit. Het zijn voornamelijk afbeeldingen van wilde dieren maar ook symbolen voor bijvoorbeeld water waarvan gezegd wordt dat die hetzelfde zijn als die door de Aboriginals uit Australië en de indianen uit Amerika worden gebruikt. Vlakbij Twijfelfontein vinden we een camping, het Aba Huab restcamp, waar we een paar dagen blijven staan om een beetje uit te rusten, wat schoolwerk te doen, de was, etc.  Ook de Zuid-Afrikaan die we gisteren de weg gewezen hebben blijkt hier te staan en trakteert ons op een biertje om ons te bedanken. Zijn naam is François en hij komt uit Paris, maar het is zeker geen Fransman. Hij is nu een paar maanden op reis en wil na deze reis een opleiding gaan volgen om manager van een wildpark te kunnen worden. Na een paar dagen trekken wij weer verder. Via een ruige route door mooie en wilde woestijnlandschappen rijden we verder naar het noordwesten. Onderweg zien we bergzebra’s, struisvogels, springbokjes, giraffen, etc. Bij het plaatsje Warmquelle (grappige namen kom je hier toch tegen) parkeren we Kasa vlakbij de ‘Ongongo Hotspring’. Via een klein maar zeer steil smal paadje dalen we af in een schilderachtig kloofje waar een klein beekje door stroomt. Een kleine oase waar we waterschildpadden zien, kleine Kasa’s. De overige gasten hier hebben er overigens weinig vertrouwen in dat we hier morgenochtend weer uit kunnen rijden. Dat kan nooit volgens hen, met zo’n grote zware vrachtwagen.

Eindeloze gravelpistes in Koakoland

De volgende ochtend doen we weer school en gaan nog even pootjebaden bij de schildpadjes. Zonder enig probleem (uiteraard) rijden we de kloof vervolgens uit en vervolgen onze weg. We moeten nog een klein probleempje oplossen. We hebben namelijk te weinig Namibische dollars bij ons om de broodnodige diesel te kunnen kopen. De afstanden hier in het Koakoland zijn echt gigantisch. Namibië is groter dan bijvoorbeeld Duitsland en er wonen maar drie miljoen mensen. Met wat overredingskracht kunnen we uiteindelijk US dollars wisselen en tanken bij een lodge in Sesfontein en kunnen we onze reis vervolgen. De gravelwegen stoppen en gaan over in zanderige off-road sporen. Na enkele uren rijden over dit soort wegen komen we aan in Puros, een kleine nederzetting in de bedding van de Hoarusib-rivier.

Tot rust komen in Puros

Midden in de woestijn is in deze oase een eenvoudige maar goede camping die gerund wordt door en voor de lokale bevolking. Elk kampeerplekje heeft een eigen wasbak, waterkraan en vuurplaats en het douchewater wordt verwarmd met houtkacheltjes. De olifanten lopen hier af en toe vrij door de camping. We blijven hier vier nachten staan en hebben een heerlijke tijd. De kinderen doen school en spelen in de oneindig grote zandbak. De rally truck van Stijn maakt weer vele kilometers. François is er de volgende dag ook weer en met hem gaan we op een ochtend met zijn auto door de rivierbedding rijden richting de kust. De opbouw achter op zijn oude maar mooie pick-up (bakkie heet dat hier) kan hij op pootjes zetten en achterlaten. Zijn auto heet Ratel, de Afrikaanse naam voor een kleine maar sterke das die voor niets of niemand bang is. In het Engels heet het een honeybadger. Achter in het bakkie gaan we olifanten en leeuwensporen volgen, dit keer mijn GPS erbij dus verdwalen zullen we niet, zolang de batterij het doet. Sporen zien we genoeg maar we zien (gelukkig?) geen leeuwen maar wel woestijnolifanten (kleine olifanten met lange poten), gemsbokken, springbokken, heel veel soorten vogels, etc. De volgende dag ga ik samen met François de route nog een keer rijden maar nu helemaal tot aan de Skeleton Coast. Ondertussen leren we van François koken op een ‘poikie’, een loodzwaar gietijzeren kookketeltje dat je op het vuur kunt zetten. In het Engels wordt dit een Dutch Oven genoemd. Je kunt hier de heerlijkste gerechten mee klaarmaken, bijvoorbeeld een heerlijke springbok-stew. Het lukt ons zelfs om een paar broden te bakken in dat ding.

Hoarusib rivierbedding volgen met Francois

We hebben inmiddels heel wat vertrouwen in de Tracks4Africa kaarten op de GPS gekregen en als we zien dat we de rivierbedding van de Hoarusib een track helemaal in noordelijke richting loopt besluiten we dit samen met François te gaan proberen. Volgens de lokalen op de camping is de route niet zo’n probleem, het is volgens hen alleen maar een beetje zanderig, zeg maar een dagje rijden. Nou, die informatie klopte niet helemaal want de over 90 kilometer deden we bijna drie hele dagen. De tweede dag legden we maar 23 kilometer af! Het was afwisselend door heel mul en diep zand ploegen, over enorme rotsblokken manoeuvreren, af en toe heel steile hellinkjes nemen en soms door water en modder rijden. Al met al een hele uitdaging, maar een prachtige route die maar heel weinig auto’s (en nog nooit door trucks denken we) gedaan hebben maar ook af en toe erg spannend. Aan het eind van de eerste dag hebben we nog onze tweede lekke band van deze reis gehad. Die hebben we meteen maar geplakt. Het rare was dat hij precies lek geraakt was op de plakker die we er zes maanden geleden in Benin op geplakt hadden.

Nu zitten we echt vast!

Aan het eind van de tweede dag hadden we onze grootste uitdaging. Vanuit een vlak stuk met opgedroogde modder moesten we een klein steil zandduintje oprijden van een meter of twee hoog. We hadden net niet genoeg vaart om erop te komen dus ik dacht, we rijden een stukje terug en proberen het met net iets meer vaart nog eens. Dat had ik beter niet kunnen doen want toen we in ons eigen spoor terug reden zakte we tot onze assen in de modder weg. Er was geen houden aan. Janne vond het wel grappig en begon te lachen. Janne! Dit is echt niet grappig! Het was al laat en het zou snel donker worden en we hadden echt geen zin om hier een nacht lang langzaam in de prut weg te zinken. Met krikken en scheppen hebben we één voor één de wielen op zandladders weten te krijgen en vooral dankzij de hulp van François waren we binnen twee uur uit het moddergat. Een hele opluchting. Snel wat eten klaargemaakt, een biertje gedronken en vermoeid naar bed gegaan.

Kennismaking met Himba’s

De volgende dag waren we na een paar uur weer op de echte weg. Nadat we de banden weer op spanning hadden gebracht zijn we naar Opuwo gereden. Onderweg zien we de eerste Himba’s. Dit een herdersvolk dat in het Noordwesten van Namibië leeft en wereldwijd bekend is omdat het zo’n beetje het laatste volk in Afrika dat zich nog traditioneel kleedt. Vooral de vrouwen worden vaak afgebeeld in glossy reismagazines omdat ze hun huid insmeren met een mengsel van as, rode oker en boter, ze topless zijn en een soort minirokjes dragen van geitenhuiden. En we moeten toegeven, het ziet er indrukwekkend uit. In Opuwo doen we bij de OK-supermarkt voor het eerst sinds lange tijde weer inkopen. Het is wel even wennen om je pakje boter uit het koelvak te halen terwijl er naast je vier beeldschone topless, blootsvoetse Himba’s hun favoriete boter staan uit te zoeken om zich mee in te smeren. Maar ja, alles went. We zijn wel toe aan een douche en gaan vlakbij Opuwo naar een mooie lodge mét zwembad. Er is een camping bij en samen met François hebben we na een sundowner bij de pool een braai met veel vlees, wijn en Amarula (Een Zuid-Afrikaans likeurtje). De volgende dag nemen we afscheid van François. Hij moet naar Etosha, hét Nationale Park van Namibië, omdat hij daarvoor vijftien (!) dagen geboekt heeft. Wij vullen de dag met schoolwerk, modder uit de remtrommels spoelen en zwemmen.

Epupa Falls, de mooiste watervallen van Afrika?

Vanaf Opuwa rijden we de volgende dag naar de ‘Epupa Falls’, midden in Himba-land. Vooral de laatste honderd kilometer zijn erg mooi. Daar aangekomen vinden we mooi plekje op de ‘communal campsite’, vlak bij de watervallen. We gaan er meteen kijken. Het zijn misschien niet de grootste of hoogste watervallen van Afrika maar zitten toch zeker in de top drie van de mooiste watervallen. De Cunene rivier stort hier via tientallen kleine en grote stromen over een breedte van zeker een kilometer naar beneden om in een smalle kloof verder te stromen. Aan de overkant van de rivier ligt Angola. Het kampeerplekje bevalt ons zo goed dat we hier vijf nachten blijven staan. Er wordt weer school gedaan, we maken wandelingen, sleutelen aan Kasa (bijna alle moeren van de auto moesten aangedraaid worden) en genieten van het prachtige uitzicht. Vanaf ons plekje zien we krokodillen, enorme leguanen, ijsvogels, papegaaien, et cetera. Maar we zien ook dikke Duitse toeristen die met grote camera’s liggend op de grond Himba vrouwen fotograferen in ruil voor wat dollars. Een groter contrast kun je je nauwelijks voorstellen. De kinderen spelen eindeloos met hun autootjes in het zand en bouwen lodges, wegen (met wasborden en potholes), bruggen, tunnels, safariparken, etc. Mijn verjaardag vieren we met gebraden kip, patat gebakken in ons poikie en een fles wijn die we van onze Zuid-Afrikaanse buren hebben gekregen. Na vijf dagen Epupa falls wordt het weer tijd om de accu’s op te laden en rijden we terug richting Opuwo. Ergens onderweg, in de bush, ontmoeten we nog een paar Himba-kinderen die heel nieuwsgierig zijn naar onze sieraden. Vooral Jacobine haar oorbellen en de horloges van Pieter en Janne vinden ze heel erg interessant.

Lekkende dieseltank en jachtluipaarden

Bij de OK-supermarkt van Opuwo ontdekken we dat onze dieseltank lekt. Met wat zeep dichten we provisorisch het gaatje en rijden verder. Een garage kunnen we hier namelijk niet vinden. We bushcampen ergens lang de weg. Als we volgende dag net op weg zijn passeren we een auto die we herkennen. Het is de (huur)-auto van Sander en Kyra die we al op onze laatste avond in Epupa ontmoet hadden. Zij zijn op weg naar een cheeta-(jachtluipaard)-farm en dat lijkt vooral Pieter ook erg leuk. We arriveren net op tijd bij de cheetafarm voor de avondsafari. Met twee pick-ups rijden we naar het veld waar de cheeta’s elke avond gevoerd worden. Het is een indrukwekkend gezicht om die prachtige dieren van dichtbij te zien. Met Sander en Kyra hebben we een gezellige avond met een braai. De volgende ochtend staan we vroeg op om op tijd in Etosha te zijn. Eerst rijden we nog even langs de boerderij waar drie tamme cheeta’s wonen. Het blijven natuurlijk toch wilde beesten dus een beetje eng is het wel voor de kinderen. We mogen ze aaien en ze gaan net zoals onze huiskatten heerlijk spinnen.

Op safari in Etosha

Via binnendoor weggetjes rijden we naar de westelijke ingang van het nationale park Etosha waar we rond het middaguur aankomen. Bij het kantoor in Okaukejo wordt ons verteld dat de drie kampeerterreinen de komende zes weken volgeboekt zijn en we dus niet in het park kunnen overnachten. Omdat we weten dat François vijftien dagen geboekt heeft en nu in het middelste Halili kamp moet staan gokken we er op dat we daar iets kunnen regelen. We betalen voor één dag onze entrance-fees en gaan het park binnen. Bij de eerste en de beste waterhole zien we meteen een aantal enorme olifanten staan die zich lekker met lichtgrijze modder aan het onderspuiten zijn. Het is lunchtijd dus we parkeren Kasa, ramen en dakluiken openen en genieten van de dieren die komen en gaan. Behalve olifanten zien we zebra’s, giraffen, impala’s, springbokken, gemsbokken, struisvogels, gnoes, kudu’s, hyena’s en… leeuwen. De leeuwen willen ook drinken maar worden door de werkelijk enorme olifanten gewoonweg weggejaagd. Leeuwen! Nummer drie van de big five die we nog niet gezien hebben in Afrika. Buffels en olifanten hadden we al gezien, nu alleen nog maar een neushoorn en een luipaard…. Bij het Halali kamp aangekomen komt François meteen naar ons toe lopen. Ook Sander en Kyra zijn hier, die hadden wel van tevoren geboekt. François is al acht dagen in Etosha en is het toeristencircus op de kampeerterreinen meer dan beu. Hij blijft nog een nachtje en vertrekt dan. Hij krijgt het snel voor elkaar dat we het plekje met hem mogen delen en omdat hij morgen vertrekt en geboekt heeft voor nog een dag kunnen we langer blijven. Met zijn allen gaan we vervolgens het park weer in om bij een waterhole (Goas) op het dak van Kasa de zonsondergang en de dieren te bekijken. In de verte liggen wat leeuwen maar voor de rest zien we behalve giraffen en impala’s niet zo heel veel. Gezellig is het wel. Jacobine rijdt terug naar Halali terwijl wij met zijn zevenen op het dak van Kasa zitten. We vinden het allemaal fantastisch vooral als we onderweg nog een zwarte neushoorn tegenkomen. Oftewel nummer vier van de big five. ’s Avonds hebben we met zijn allen een gezellige braai waarbij we op moeten passen dat er geen eten gepikt wordt door brutale honeybadgers die hier de vuilnisbakken afstruinen.

De big five kunnen we afstrepen

De volgende ochtend nemen we afscheid van François, Sander en Kyra en gaan ’s morgens rustig bij de waterhole zitten die je lopend vanaf Halali kunt bezichtigen. We zien enorme kuddes olifanten, springbokken en zebra’s. Na de lunch gaan we weer het echte park in en rijden langs een paar waterholes waar we telkens minimaal een uur blijven staan en afwachten wat er komt en gaat. Dan is het toch wel een enorm voorrecht dat wij een huisje bij ons hebben. We kunnen gewoon rustig koffie zetten, lunchen, eitje bakken, een plasje en een tukkie doen, wat tekenen, etc. Maar het mooiste is toch wel op het dak zitten en naar de dieren kijken. De andere toeristen zitten opgepropt te puffen in hun autootjes of laten soms de motor draaien voor de airco. De dag besluiten we weer bij Goas en drinken op het dak een sundowner. De ander aanwezige auto’s verlaten één voor één de waterhole en net als wij ook willen vertrekken zie ik in mijn ooghoek een luipaard aan komen wandelen!  Het is een jong dier dat dorst heeft en snel even wat komt drinken. Er zijn nog twee andere auto’s die wij waarschuwen maar die niets kunnen zien vanwege het struikgewas en hun geringe hoogte. Maar wij lekker wel! Het cadeautje van deze dag. Nummer vijf van de big five kunnen we dus ook afstrepen.

Duitse enclave in Tsumeb

De volgende dag vinden we het wel welletjes en na weer een ochtendje aan de waterhole van Halali vertrekken we richting de oostelijke uitgang Mamutoni van het park, Onderweg bezoeken we nog een aantal waterholes maar zien geen bijzondere dieren meer. Dezelfde namiddag rijden we nog naar de backpackers in Tsumeb omdat we via via gehoord hebben dat Claudia en Thomas hier nog zouden zitten (die we eerder in Senegal ontmoet hebben). Zij blijken echter net drie weken eerder vertrokken te zijn omdat hun visum voor Namibië verlopen was. We besluiten toch maar hier te blijven en hebben een paar gezellige dagen in deze kleine en vooral Duitse enclave in Tsumeb. Monica runt deze tent al een paar jaar en blijkt ook andere mensen te kennen die wij weer kennen. Het blijft toch een klein wereldje.

Caprivi-strip

De volgende twee dagen rijden we weer verder naar het noorden en vervolgens de Caprivi-strip in. Dit is een vreemde landtong die als een appendix aan Namibië hangt en een paar honderd kilometer naar het oosten uitsteekt, bijna tot aan de Victoriawatervallen. Halverwege deze strip liggen de Popa Falls en het kleine Mahangu National Park. De Popa Falls bezoeken we wel maar die stellen niet zo heel veel voor. Het Mahangu park is gelukkig wel de moeite waard, vooral omdat er een paar plaatsen zijn waar je uit de auto mag. We zien hier heel veel dieren zoals buffels, zebra’s en olifanten maar ook onze eerste sabelantilopen. Vlak bij het park vinden we een mooi kampeerplekje bij de Mahangu Safari Lodge. Kasa mogen we parkeren aan het einde van het terrein, pal aan de Kovango-rivier, vol met nijlpaarden, tijgervissen en krokodillen. Aan de overkant grazen buffels en olifanten en boven de rivier vliegen ijsvogels en visarenden. Kortom, er zijn beroerdere plaatsen om te staan. We installeren ons op dit prachtige plekje, doen weer het nodige school- en autosmeerwerk en genieten vooral van de omgeving. We kunnen weer heel wat vogeltjes afkruisen in ons vogelboek. Elke namiddag komt een otter ons plekje bezoeken en ’s avonds graast er af en toe een nijlpaard naast de truck.

Tijgervissen in de Kovango

Veel mensen komen hier om op tijgervis te vissen en wij gaan op een ochtend ook ons geluk beproeven. Ik zit twee uur lang te hannesen met een werphengel en in de knoop geraakte vislijnen maar Pieter redt de familie-eer en vangt een prachtige ‘nembwe’. En dat is maar goed ook want later horen we dat tijgervissen niet te vreten zijn. De twee kilo zware nembwe maken we zelf schoon en gaat ‘s avonds in zilverfolie op de braai, superlekker! Met wat moeite hebben we hier telefoonbereik en via de SMS-techniek ontmoeten we de laatste avond (de laatste keer?) François die een tijdje in Botswana is geweest om te tijgervissen en nu via Mahangu de Caprivi-strip inkomt. Het is wederom een gezellige avond met de nodige ‘boerewors’ en biertjes. Na vijf nachten op dit mooie plekje wordt het tijd de batterijen van de auto weer eens op te laden en een stukje te gaan rijden. Bij een lokale supermarkt doen we nog wat inkopen en rijden vervolgens naar Katimo Mulilo, de grensplaats met Zambia.  We brengen onze laatste nacht door in de Hippo Lodge, waar wij veertien jaar geleden al eens gekampeerd hebben. Een prachtige omgeving, nog steeds een toplocatie maar nu totaal vergaan. Er blijken echter net nieuwe investeerders begonnen te zijn en er wordt ons verzekerd dat het binnen een paar maanden weer een twee sterren lodge zal zijn. Wij kunnen er voordelig en geheel alleen onze laatste avond in Namibië doorbrengen.

Resume

De volgende dag doen we de laatste boodschappen en vullen alle dieseltanks omdat we gehoord hebben dat in Zambia de diesel bijna twee keer zo duur is. Net na het middaguur zijn we Namibië uit en steken via een spiksplinternieuwe, door de EEG gefinancierde brug, de Zambezi over naar Zambia. Namibië is van alle landen van Afrika die we bezocht hebben het land dat we het meest uitgebreid bereisd en beleefd hebben. Het is ook het best ontwikkelde en het meest toeristische land dat we tot nog toe bezocht hebben. Voor de eerste keer hebben we het idee in een land te zijn dat echt op de goede weg is, behalve misschien de stijgende criminaliteitscijfers in de steden. De uitgestrektheid (bijna twintigmaal Nederland) en de leegheid (maar ruim twee miljoen inwoners) laten je maar weer eens beseffen op wat voor ongelofelijke mierenhoop wij in Nederland toch wonen. Vooral het noordwesten van het land vonden wij prachtig. Het is leeg en ongerept en (nog) één van de laatste echt ongerepte plaatsen in zuidelijk Afrika waar je je op ‘safari’ kunt wanen zonder dat er een hek eromheen staat met een poortje waar je moet afrekenen.
212