09 Mozambique

9 januari 2012 – 24 januari 2012
Weer een vistruck en meer regen


Rijden over spekgladde piste

Ook aan de Mozambikaanse kant van de brug hebben we geen problemen met de grens al duurt het wel even voordat de man van de douane op komt dagen. Die woont namelijk in een dorpje verderop en wordt gebeld wanneer er iemand met een auto de grens over steekt. Eén of twee keer per dag of zo. Volgens de mensen aan de grens is de weg de eerste 100 kilometer slecht maar nu prima te doen omdat het al een paar dagen droog is. Ook aan deze kant duurt het prachtige asfalt maar een paar kilometer en eindigt dan ook in een smal zanderig pad. De lucht ziet er dreigend uit dus we besluiten maar zo ver mogelijk door te rijden zolang de ‘weg’ begaanbaar is. Het lijkt inderdaad allemaal wel mee te vallen en na twintig kilometer hebben we er alle vertrouwen in en gaan naast de weg staan voor de nacht. Maar het is maar net donker, we zijn nog aan het eten en het begint te regenen. Eerst zachtjes maar dan steeds harder. Het blijft uren en uren stortregenen en we zien de weg langzaam veranderen in een riviertje. Ergens halverwege de nacht stopt de regen en als we wakker worden ziet de weg er weer redelijk droog uit. Maar schijn bedriegt, de bovenste laag is nog steeds een soort kleiachtige substantie die het best te vergelijken is met groene zeep. We wachten nog een uurtje en gaan het dan toch maar proberen. Om op de weg te komen glijden we van links naar rechts maar als we eenmaal een klein beetje vaart hebben laat de auto zich redelijk besturen. Op de hogere gedeeltes is de weg goed te berijden maar vooral in de dalen is het oppassen geblazen. In één van de dalletjes zien we een auto hopeloos vastzitten in een geul naast de weg en ik denk dan nog dat ik daar wel even langs kan sturen. Maar ook onze truck begint te glijden en al snel staan we met het linkerachterwiel in dezelfde geul. Er uit rijden gaat gewoonweg niet. Spekglad is het.

Omdat de andere auto in dezelfde geul vast zit zullen we moeten wachten totdat hij eruit is. Zij zijn met een relatief kleine auto en met een stuk of zes man dus dat moet zo lukken denk je dan. Maar ook voor hen is het een enorme klus. Als ze na een uur ploeteren eenmaal uit de goot zijn gekomen moeten ze letterlijk met zijn allen de auto steeds terug naar het midden van de weg duwen om te voorkomen dat de auto er weer terug in glijdt. Sturen helpt helemaal niets. Voor ons zit er vervolgens niets anders op dan door de goot verder te proberen te rijden. Een negen Tons truck kun je echt niet tegenhouden als hij zijwaarts gaat glijden. We laten wat lucht uit de banden lopen om meer grip te krijgen en vervolgens is het gassen en maar hopen dat de auto niet zo scheef weg zakt dat we omslaan. Bovendien staan er bomen langs de weg die we kunnen raken omdat we zo scheef hangen. Het kantelpunt van een truck is moeilijk in te schatten. We hebben natuurlijk wel eens vaker erg scheef gestaan, maar wanneer bereik je nu de kritische hoek? We weten het gewoon niet en omdat we al zo vaak vrachtwagens op zijn kant hebben zien liggen zijn we er best bang voor.  Toch gaat het allemaal goed en na een paar honderd meter slaag ik er in weer uit de geul te rijden net voor dat een dikke boomtak de weg verspert. Kasa kan toch een stuk schever hangen dan we dachten en dat geeft ook weer extra vertrouwen natuurlijk.

Kasa redder in nood?

Bij het volgende dal zit een truck al twee weken vast in zo’n zelfde geul en hij smeekt ons te helpen hem eruit te trekken.  De weg is hier ook erg modderig maar wel wat vlakker zodat ik het wel aandurf er heen te sturen. We krijgen Kasa wel in een goede positie om te trekken maar de wielen draaien eenvoudig rond in de prut. Negen ton gewicht en maar 130 paardenkrachten zijn gewoon te weinig om een 25 Tons trekker-oplegger uit de modder te trekken. Hij heeft gewone straatbanden en geen sperren. We moeten ze dus teleurstellen en hopen maar voor ze dat het weer goed blijft en dat alles snel gaat opdrogen. Voor gewone auto’s zijn er bij dit soort modderpoelen bypass weggetjes aangelegd door het bos maar voor ons zijn die niet te doen vanwege de scherpe bochten en overhangende takken. We slagen erin om zonder vast te zitten door deze modderpoel te rijden.

Als we er weer over nadenken is het eigenlijk toch idioot dat dit de enige verbindingsweg is tussen Tanzania en Mozambique. Hebben ze honderd miljoen dollar of zoiets geïnvesteerd in een prachtig mooie brug en dan sluit die aan op zo’n weg…  De meeste gebruikers van deze weg zijn zo te zien Tanzanianen die hun geluk komen zoeken in Mozambique, of nog waarschijnlijker op weg zijn naar Zuid-Afrika. Deze mensen komen lopend over de brug en lopen dan verder. Sommige hebben wat geld en rijden mee met een Toyota Landcruiser pick-up waar ze met zijn dertigen (!) achterop zitten.

Alweer een vistruck!

Op naar de volgende modderput. En die komt al snel. We kunnen het bijna niet geloven. Er staat midden op de weg een kleine vistruck hopeloos verzakt in de modder.  Dit hebben we eerder meegemaakt (Zie blog Kenia). Ze blijken al drie dagen vast te zitten in dit gat. Er is een tractor maar die heeft startproblemen en is niet sterk genoeg de vistruck eruit te trekken (alweer een flashback). We moeten er eigenlijk wel om lachen.

Overmoedig denk ik dat wij er wel even langs kunnen rijden en dan samen met de tractor de vistruck eruit kunnen trekken. Maar helaas, ook vanwege het reële gevaar dat ik in het diepe gat met de vistruck val rijd ik te langzaam en kom precies naast de vistruck hopeloos vast te zitten. Eerst proberen we nog wat met zandladders, wat graven en dan met behulp van de trekker eruit te komen maar we komen alleen maar dieper en dieper vast te zitten. De trekker is gewoon veel te licht. Het begint al donker te worden en het begint echt een beetje hopeloos te worden. Probleem is domweg dat de assen op de bodem liggen en de wielen niets kunnen doen. Ook het gelach en gekakel van de omstanders die het allemaal wel grappig vinden maken ons humeur er niet beter op. Er zit niets anders op dan hier de nacht door te brengen. Met de Hi-Jack zetten we de bak enigszins recht om toch een beetje comfortabel te kunnen slapen. Het is gelukkig droog want we willen er niet aan denken wat er gebeurt als het waterniveau verder stijgt. Ons probleem is echter nog niets vergeleken bij de problemen van de vistruck die door het vele graven in de afgelopen dagen met de achterwielen al bijna twee meter lager staat dan ons. Ze hebben niets te eten en moeten met zijn drieën in een hele kleine cabine slapen. Aan slaapruimte kunnen we ze niet helpen maar wat te eten kunnen ze van ons krijgen waar ze ons erg dankbaar voor zijn.

Als het donker is wassen we ons een beetje in het moeras rond de auto. Om ons heen kwaken honderden kikkers en wie weet wat voor meer ongedierte. Na een onrustige nacht gaan we de volgende ochtend alweer vroeg aan het werk. Het is gelukkig droog en voor de koffie willen we hier weg zijn.

Weer hard werken en ellende

De achteras is het grootste probleem en met behulp van twee krikken, zandladders en stukken stophout ga ik geleidelijk aan de boel omhoog krikken zodat de achteras en de aandrijfas weer vrijkomen. De ruimte onder de wielen vult zichzelf op met zand. Jacobine en Pieter proberen intussen dezelfde tactiek als de vistruck toe te passen door een dam rond de auto te maken. Zodat we het water straks uit het gat kunnen scheppen en een wat drogere werkplek kunnen creëren. Na anderhalf uur werken staat de achteras weer zowat een halve meter hoger en kunnen we al bijna alweer aan een poging denken. Maar dan arriveert er een grote vierwiel aangedreven tractor met een enorme aanhanger. Hij kan er niet langs omdat zowel de vistruck als wij nu de hele weg blokkeren. Dit is fantastisch! Na een korte onderhandeling komen we tot een soort no cure no pay overeenkomst dat hij voor 50 euro ons naar de andere kant van de modderpoel brengt. Dat is nog altijd minder dan de helft van het bedrag dat de chauffeur van de vistruck al betaald heeft voor de andere tractor terwijl die alleen maar dieper is vast komen te zitten. De munteenheid is hier nog steeds de Tanzaniaanse Shilling, ondanks dat we al ver in Mozambique zitten. Omdat de tractor er niet langs kan zit er voor hem niets anders op dan dat hij ons eerst achterwaarts terug uit het gat trekt en dan vervolgens met ons op sleeptouw er weer doorheen.

Wat een idioot!

Al met al is het nog best een flinke klus maar de tractor is gelukkig sterk genoeg en sleept ons als een soort dinky toy achter zich aan uit het gat door de modder terug op de weg. Door de enorme trekkracht zijn wij ook praktisch onbestuurbaar en van links naar rechts slingerend belandt Kasa opnieuw in de geul naast de weg. Als we tot stilstand zijn gekomen en ik uitgestapt ben om de sleepkabel los te maken begint de tractorchauffeur om onverklaarbare reden opnieuw weer te rijden terwijl Kasa er nog achterstevoren aan hangt. Zijn kar is enorm hoog en breed opgeladen waardoor hij ons totaal niet ziet in zijn spiegels. We schrikken ons rot en schreeuwen onze longen uit ons lijf om hem te laten stoppen. Ook Janne en Stijn die samen nog in de cabine zitten schrikken zich een hoedje. Wat een idioot! Maar goed er is goddank niets gebeurd en een kwartier later staan we aan de andere kant van de modderpoel.

Opluchtingen

Omdat we nu met meer snelheid rijden gaat het eigenlijk bijna geheel zonder hulp van de tractor. Geheel volgens plan staan we dus voor de koffie aan de andere kant. Iedereen beweert dat dit de laatste lastige modderput is dus we zijn helemaal opgelucht. Samen met de twee tractoren en wij ertussenin trekken we ook de vistruck hotsend en knarsend uit het gat die daarbij zo’n beetje alles verliest wat er los onder hangt. Ook zij zijn erg opgelucht en kunnen eindelijk verder. Die zullen deze route nooit meer nemen beloven ze.  Ik ben nog bezig met het opruimen van alle gereedschappen, sleepkabels en zandladders als er een zwaarbeladen vierwiel aangedreven Mercedes bolneus bij het gat arriveert. Ik denk nog van het zou toch wel erg lullig zijn als zij er zo zonder problemen doorheen zouden rijden. Maar, met een klein beetje leedvermaak en opluchting zie ik dat ook zij zich hopeloos vastrijden, ondanks dat ze veel meer snelheid maakten. De grote tractor is dan al vertrokken en ik denk dan nog iets van mijn 50 euro verlies terug te kunnen verdienen door mijn hulp aan te bieden. Ze zijn waarschijnlijk zo overdonderd door het vast rijden en dan die met modder besmeurde mzungu die ze eruit wil trekken dat ze niets weten te zeggen. Ze hebben niet eens een sleepkabel bij zich. De chauffeur van de vistruck helpt me nog even met onderhandelen maar ze denken er waarschijnlijk zelf wel uit te kunnen komen. En eigenlijk ben ik het ook zat hier dus laat ze het maar lekker zelf uitzoeken.

Door alle spanning en stress zijn we helemaal vergeten foto’s te maken deze morgen.

Welkom in Mozambique

Als we weer op weg zijn en bij het dorpje van de kleine tractor aankomen worden we weer eens aangehouden door een soldaat die onze paspoorten, papieren en rijbewijs wil controleren. We geven hem maar zijn zin maar als hij dan ook nog eens begint te zeuren dat hij een colaatje wil stap ik uit de auto en laat hem mezelf en mijn kleren zien die nog steeds van top tot teen onder de modder zitten. Is dit jullie manier van welkom heten in Mozambique? Ga je tijd nuttig besteden man en ga die gaten opvullen met stenen of zo.

Even verderop stoppen we langs de weg voor de lunch en gaan ons meteen lekker schoonmaken onder onze buitendouche. Weer een uur verder rijden worden we opnieuw aangehouden. We zijn nu al zo’n honderd kilometer van de grens en weer willen ze zien of we wel een stempeltje in ons paspoort hebben. Alsof er een andere manier is om het een vrachtwagen het land binnen te komen! Ik probeer de goede man dat uit te leggen maar het maakt geen indruk.

Vanaf hier gaat de weg omhoog en klimmer we het Rovuma dal uit naar het Makonde plateau. De drukkende hitte wordt wat minder en het is hier stukken aangenamer. In het begin van de middag bereiken we eindelijk Mueda wat je zou kunnen beschouwen als de bewoonde wereld. Banken zijn er echter nog niet en dus rijden we maar verder omdat we toch niets kunnen kopen. We nemen een binnendoor gravelweg naar Xitaxi omdat dit een stuk korter is volgens de kaart. Het blijkt achteraf een wijze keus omdat de asfaltwegen in het noorden van Mozambique een drama zijn. Met een truck kun je veel sneller en comfortabeler over een matige gravelroad rijden dan over een slechte asfaltweg. Als we na drie dagen eindelijk het asfalt in Xitaxi bereiken zijn we in eerste instantie blij maar de opluchting is van erg korte duur.  Na een paar honderd meter wordt het asfalt zo slecht dat we maar iets van tien kilometer per uur kunnen rijden. We worden regelmatig door fietsers ingehaald! Tien kilometer voorbij Chai, zeg maar weer een uur rijden, vinden we een plekje langs de weg waar we rustig kunnen staan voor de nacht.

Ik heb eindelijk even de tijd om goed onder de auto te kijken of er schade is. Eén van de banden is beschadigd door het slippen op een zandladder maar wat vervelender lijkt is dat ook het differentieel olie lekt bij de aandrijfas. Ook hier is natuurlijk zand in gekomen. Zie op de foto hieronder, modder tot aan de kentekenplaat.

Racen onder een stralende zon

De volgende dag hobbelen we verder naar het zuiden. Gelukkig wordt de weg steeds beter en na Nanoa wordt het zelfs een fantastische weg. Met een vaartje van tachtig (dat is lang geleden) racen we onder een stralende zon naar Pemba. Iedereen ligt lekker te pitten in zijn stoel. In Pemba aangekomen gaan we eerst geld uit de muur trekken en een Simkaart voor de telefoon kopen. De winkels blijken al vroeg dicht te zijn en dus gaan we meteen naar Russels Camp waar we een paar dagen willen gaan staan. Russel is een sympathieke Australiër die hier jaren geleden een lodge/campsite is begonnen. We schrikken in eerste instantie wel een beetje van de prijzen voor de camping maar alles blijkt ontzettend duur te zijn in Pemba. Pemba is een boomtown vanwege de gevonden gasvoorraden op zee die nu ontgonnen gaan worden. Daardoor stijgen prijzen de pan uit en met name natuurlijk voor accommodatie, voedsel en restaurants. Ook Russel profiteert daarvan natuurlijk en het restaurant zit elke ochtend en avond bomvol met mensen die hier tijdelijk werken. Er is wel een zwembadje en koud bier en dat maakt een hoop goed natuurlijk al missen we wel een beetje het reizigerspubliek. Het is ondanks dat ook erg leuk om met al die verschillende mensen te praten die hier werken. Dan besef je pas hoeveel geld er om gaat in de olie-industrie. Er worden hier de komende jaren enorme investeringen gedaan in boorplatformen, pijpleidingen en een fabriek om het gas vloeibaar te maken. Op een avond komen de witte bemanningsleden van het Zuid Afrikaanse fregat hier passagieren. Die jagen hier op Somalische piraten. Zelfs hier schijnt dat een risico te zijn. Ook dit is wel een heel apart soort mensen hoor en het is interessant the horen dat zij nu de kleine minderheid aan boord zijn terwijl de marine nog maar een jaar of tien terug een overwegend blank legeronderdeel was. Aan boord werken ze goed samen zeggen ze maar als ze gaan stappen is het toch echt helemaal weer apart. Niet zo’n juiste term eigenlijk.

Uitrusten en uitmesten

De volgende dagen doen de kinderen veel school en werken hun weekboeken bij. Tussen de buien door doen we de was en midden in een tropische regenbui wassen we de modder van de auto. Ook de cabine ziet er na de avonturen van de laatste dagen uit als een varkensstal en moest dus hoognodig uitgemest worden.

We ontmoeten Lieke die hier een paar dagen moet wachten op een vlucht. Zij is een paar maanden als backpacker aan het reizen door zuidelijk Afrika. We hebben een gezellige tijd met haar en ze is een paar dagen de grote zus voor de kinderen. Er zijn geen andere reizigers waarschijnlijk omdat het ook hier nog steeds volop regentijd is. Het strand is vlakbij en mooi maar er valt weinig te zwemmen. De kinderen gaan daarom veel liever zwemmen in het zwembadje. Samen met Lieke gaan we nog een keer naar de markt in Pemba maar er blijkt bijna niets te koopt te zijn. En wat er te koop is, is belachelijk duur. Een kilo tomaten kost hier drie euro!

We worden aangezien voor terroristen

Na een paar dagen gaan we weer verder. Het reisdoel is Ilha de Mocambique, ruim vierhonderd kilometer naar het zuiden. De weg is over het algemeen prima maar we redden het toch niet om voor het donker Ilha de Mocambique te bereiken. Ter hoogte van Monapo vinden we een verlaten akker iets van de weg af gelegen waar we voor de nacht kunnen parkeren.  Helaas staan we niet geheel uit het zicht van de grote weg want de volgende ochtend wordt er om net na zonsopkomst hard op de deur geklopt. Wat is dit nu weer? We openen een raam en zien een groepje gewapende politieagenten heftige gebaren maken. Het is duidelijk dat we er uit moeten komen. Snel doen we wat kleren aan en gaan naar buiten. Ze snappen duidelijk niet wat wij hier aan het doen zijn en willen dat we meegaan in hun auto. Maar dat willen we natuurlijk niet dus probeer ik duidelijk te maken dat we wel achter ze aan kunnen rijden. Niemand spreekt Engels en wij spreken geen Portugees. We klappen het plateau op en vervolgens start ik de motor. Nu worden ze echt zenuwachtig en denken blijkbaar dat we willen ontsnappen of zo. De baas van het stel, een kleine dikkerd in burgerkleren, trekt de deur open en wil de sleutels uit het contact trekken. Maar ja, dit is een oude truck. Als je de sleutels uit het contact haalt blijft de motor gewoon draaien. Om de spanning een beetje te sussen stop ik de motor en we proberen de situatie nogmaals uit te leggen. Inmiddels is er ook een verkeersagent aangekomen die wel een klein beetje Engels spreekt. Hij legt de situatie uit aan de kleine dikkerd maar die kan natuurlijk ook niet zomaar accepteren dat hij niet een grote vangst heeft gedaan. Dus moeten we alsnog mee naar het bureau. Vanwege het in hun ogen nog steeds reële vluchtgevaar moet Jacobine mee in de politieauto en krijg ik een vrouwelijke agent mee in de auto. Eenmaal op het politiebureau moeten we op het matje komen bij de commandant en vragen ze naar onze paspoorten maar gelukkig zijn ze ook tevreden met kopieën die we altijd bij de hand hebben. Ze kunnen nu lekker een groot dik rapport gaan maken op één van de grote antieke typemachines die ze hier hebben. We kijken onze ogen uit, je stapt hier zo een jaar of vijftig terug in de tijd. Ze laten ons een beetje vrij rondlopen en als ik op het binnenplaatsje kijk zie ik de overvolle politiecellen. Een soort varkensstallen met dikke tralies. Daar wil je echt niet in terecht komen. Jacobine kijkt ook even om het hoekje en de gevangenen beginnen meteen te joelen, dit zien ze ook niet elke dag. We moeten ruim een uur wachten tot het duidelijk wordt wat ze met ons van plan zijn.  Intussen maken we koffie en ontbijten we. We horen dat de dikkerd ons een boete wil laten betalen, waarschijnlijk voor het beledigen van een ambtenaar in functie of zoiets.  Nadat ze alle gegevens van de auto hebben opgeschreven en in de auto hebben gekeken laten ze ons uiteindelijk gaan.

Werelderfgoed Ilha de Mocambique

We zijn lekker vroeg vandaag dus en na een uurtje rijden komen we aan bij de brug naar Ilha de Mocambique. Vrachtwagens mogen het eiland niet op en aangezien er een camping naast de brug is gaan we daar eerst maar heen. Het is een zanderige strandcamping van een Italiaan en ook hier geen andere reizigers. Hij moet waarschijnlijk het verlies van deze maand goedmaken want hij durft vijftig euro per nacht te vragen. Het maakt geen indruk als we vertellen dat we zelfs in Italië minder betalen en er dan nog een zwembad bij hebben ook. Hij zakt wel iets in zijn prijs maar het blijft belachelijk duur. We bedanken hem en rijden weer weg en parkeren de auto naast de brug. Met een kleine open pick-up, chapa’s noemen ze die hier, rijden we de ruim drie kilometer lange brug over naar het eiland. Het eiland is ooit één van de belangrijkste handelsplaatsen geweest aan de oostkust van Afrika en dat is nog steeds goed te zien aan de oude Portugese en Arabische huizen, kerken en uiteraard een groot fort. Het staat nu op de werelderfgoed lijst van de Unesco. We dwalen een paar uur rond door het oude stadje en bezoeken het museum en het werkelijk enorme fort. Vanaf de zestiende eeuw tot aan het einde van de negentiende eeuw was dit de hoofdstad van Portugees Oost Afrika en de basis voor strooptochten naar slaven en bekeringstochten van missionarissen. Vanwege de handelsroutes naar Arabische landen en naar Goa, India zijn er veel Moslims en Hindoes hier terecht gekomen wat het eiland nog altijd een interessante mengeling maakt van culturen.  We zijn best onder de indruk van het eiland dat natuurlijk niet te vergelijken is met Zanzibar maar het leuke is wel dat je hier de enige toerist bent.

Terug op het vasteland rijden we terug naar Namialo en nemen van daar de weg richting Nampula waar naar horen zeggen een echte supermarkt zou zijn, een Shoprite!  Ongeveer veertig kilometer voor Nampula, de derde stad van Mozambique,  vinden we een geschikt plekje voor de nacht langs de weg. De volgende dag staan we vroeg op en vol verwachting staan we al vroeg voor de deur van de Shoprite. Het blijkt een shopkrot te zijn zoals Stijn het noemt want de winkel is totaal afgebrand! Dan maar weer boodschappen doen bij de diverse Indische winkeltjes wat eigenlijk natuurlijk veel leuker is. Maar het duurt langer en ze verkopen natuurlijk geen luxe dingen zoals kaas en wijn. Vanaf Nampula rijden we die dag bijna vierhonderd kilometer verder naar het zuiden en de dag daarna nog eens vierhonderd kilometer tot net voorbij de Zambezi. En dan ben je pas halverwege het land! Mozambique is echt een enorm land. De wegen zijn afwisselend uitstekend en ronduit slecht maar bij alle slechte stukken zie je er gewerkt wordt aan de weg. Het valt ook niet mee voor zo’n uitgestrekt en relatief dunbevolkt land dat midden in de tropen ligt zo’n weg te maken en te onderhouden. Omdat de weg van noord naar zuid loopt passeert de weg heel veel rivieren en moerasgebieden waar allemaal bruggen en dammen aangelegd zijn. Bij één van de rivieren stop ik halverwege de brug om een foto te maken. Fout natuurlijk. Aan de overkant van de weg worden we aangehouden door een paar soldaten die dat gezien hebben. Eerst doen ze heel vervelend maar omdat ze eigenlijk ook geen idee hebben hoe dit aan te pakken, het zijn tenslotte geen politieagenten, weten we ze te overbluffen. Na tien minuten bakkeleien met handgebaren rijden we gewoon weg. De banden worden niet lekgeschoten dus het zal wel goed zijn. We beginnen al aardig wat ervaring op te doen hier met de autoriteiten. Om de haverklap moeten we autopapieren, rijbewijs en dergelijk laten zien en het begint ons ook wel te ergeren.

We passeren een aantal bergachtige gebieden waar het landschap werkelijk prachtig is. Het zijn oude vulkanische gebergten aan het uiteinde van de grote rif vallei. Veel bergen hebben steile granieten pieken. De mensen vinden we ondanks de enorme armoede over het algemeen heel vriendelijk en behulpzaam. We begrijpen eigenlijk niet waarvan ze leven. Landbouw van enige omvang zien we niet, er is vrijwel niets te koop in de dorpen langs de weg maar niemand lijkt zich daar druk over te maken. Ananassen zijn ongeveer het enige dat we kunnen kopen. We zien nauwelijks scholen. Het platteland van Mozambique heeft duidelijk nog een lange weg te gaan.

Net voorbij de Zambezi komen we in de zoveelste tropische regenbui terecht alleen het lastige is dat we net op zoek zijn naar een plekje voor de nacht. Op een klein weggetje waar we afgeslagen waren komen we in de stromende regen James tegen, een witte Zimbabwaan, die hier een lodge heeft. Op zijn lodge kunnen we niet komen met de truck maar we mogen wel bij zijn werkplaats staan.  De volgende ochtend rijden we langs de Gorongosa, een mooi woest gebergte en bovendien een nationaal park.

Verlaten wildpark

Ooit was dit net als het Kruger wildpark in Zuid Afrika vol met leeuwen, olifanten en dergelijke maar tijdens de burgeroorlog die hier tientallen jaren gewoed heeft zijn door soldaten zo’n beetje alle dieren doodgeschoten. Er worden nu weer dieren terug gebracht, onder andere uit de Kruger en misschien zal het over tien jaar of zo weer een park van belang zijn. Nu in de regentijd is het gesloten omdat de wegen onbegaanbaar zijn. Vanaf Gorongosa loopt de weg naar het zuiden honderden kilometers door laagland met eindeloze moerassen en stroomgebieden. Op de kruising met de weg van Zimbabwe naar Beira kunnen we tanken. Het staat hier vol met grote Amerikaanse vrachtauto’s wat de jongens natuurlijk fantastisch vinden. Vooral als er één omgevallen is door een te korte bocht te nemen.

Eindelijk zijn we weer aan zee

Nergens hoeven we ook maar te proberen van de weg af te rijden. We zouden meteen weer tot de assen vastzitten. Bij een parkeerplaats naast een GSM mast vinden we een overnachtingsplekje onder een grote boom. En het regent alweer…. De dag erna rijden we naar Vilanculos, een plaatsje aan de kust. Eindelijk zijn we weer aan zee. Ondanks dat Mozambique waarschijnlijk de langste kustlijn heeft van alle Afrikaans landen kom je maar zelden aan de kust. Maar als je er dan bent is het ook echt de moeite waard. Maar dan wel in de droge tijd. Op zich is het hartstikke mooi weer als we aankomen maar snorkelen is er niet bij. Alle bootjes die normaal naar her rif varen worden momenteel namelijk in veiligheid gebracht vanwege een naderende cycloon, Funso genaamd. Het moet toch niet gekker worden deze reis! Verder horen we dat de weg naar het zuiden versperd is omdat een belangrijke brug is weggespoeld door een overstroming. De reparatie gaat wel vermoedelijk een paar weken duren! We waren eigenlijk onderweg naar Frank en Mary-Ann die momenteel in Maputo wonen, de hoofdstad in het zuiden van Mozambique, maar dat wordt nu toch wel erg lastig. Via de mail hebben we contact met Frank en ook hij waarschuwt ons voor de cycloon en bevestigt het bericht over de brug. Wat nu? We besluiten eerst maar eens een paar dagen af te wachten. De cycloon is nog een stuk verder op de oceaan en op dit moment is het droog en zonnig. Het waait alleen wel hard.

We staan op dezelfde plaats als vier jaar geleden, bij het Tina & Joseph Guesthouse. Op zich niets bijzonders maar wel lekker vlak aan zee en in de buurt van het dorp. De Wc’s zijn zo te zien de afgelopen vier jaar niet schoongemaakt maar gelukkig hebben we die ook niet nodig. We mogen één van de kamers in het huis gebruiken om school te doen en krijgen elke ochtend verse broodjes voor het ontbijt. Van lokale vissers kunnen we vis, garnalen en krabben kopen. Verder zijn er een stuk of zes jonge puppies waar de kinderen mee kunnen spelen. Helemaal goed dus. Van de visverkoper leren we hoe we krabben moeten klaarmaken, ook weer een pluspuntje. De krabben zien er werkelijk schitterend uit, je vraagt je bijna af of je niet één of andere zeldzame beschermde diersoort aan het uitroeien bent, maar goed.

De weg naar het zuiden blijft gesloten

Na een paar dagen moeten we toch besluiten wat te gaan doen. Over de brug komen nog geen goede berichten en ook Funso schijnt toch echt onze kant op te komen. De dieselprijzen hebben ze in ieder geval al iets van twintig procent verhoogd. We nemen het zekere voor het onzekere en besluiten onze koers te verleggen. We gaan terug naar het noorden en eerst naar Zimbabwe en zullen dan later op de reis Frank en Mary-Ann op gaan zoeken. Dat betekent wel vierhonderd kilometer backtracken, maar ja, het is niet anders.

We vertrekken vroeg en rijden in één ruk tot bijna aan de grens met Zimbabwe, nog voorbij Chimoio. Hetzelfde lange stuk door de moerassen maar dit keer is het prachtig mooi weer met windje in de rug. In de verte zien we het Chimanimani gebergte in Zimbabwe liggen. Die cycloon lijkt ons voorlopig alleen maar mooi weer te brengen! Chimoio en omgeving zien er rijker en ontwikkelder uit dan enig stukje Mozambique dat we tot nog toe gezien hebben. Er zijn hier plantages, fabrieken, mooie auto’s en huizen en …. een heuse Shoprite. Kasa in de ankers en hup, nog maar een keertje geld halen en de boel volladen. Dat maakt de teleurstelling van Nampula weer helemaal goed.

Op een zijweggetje in een bosbouw gebied vinden we rustig plekje voor de nacht. We krijgen een sms’je van Frank en wat blijkt? De brug bij Maputo is weer geopend. Tja, nu gaan we echt niet meer terug hoor. Op de laatste ochtend in Mozambique worden we opnieuw ’s morgens vroeg gewekt. Een paar mannen in groene pakjes, een soort boswachters, proberen te vragen wat wij hier doen. We trekken onze kleren maar aan en krijgen te horen dat we hier moeten wachten. Ze hebben iemand via de portofoon opgeroepen. Na een half uurtje of zo komt er een pick-up aanstuiteren over het bospaadje en er stapt een breed grijnzende witte man met hoedje, korte broek, sokken en gepoetste schoenen uit. Overduidelijk een Zuid-Afrikaan dus. We leggen hem uit dat we hier geslapen hebben en hij vindt het allemaal prachtig. Alleen zijn mensen hebben zoiets nog nooit gezien natuurlijk.

Grens  Zimbabwe

Nu we toch vroeg op zijn gaan we meteen maar rijden en om een uur of negen ’s morgens staan we bij de grens met Zimbabwe. Paspoort en carnet gaan snel maar dan komt het probleem waar ik al een beetje op gerekend had. Omdat we via die rare grensovergang Mozambique binnen gekomen zijn hebben we geen zogenaamde coupons kunnen kopen. Deze coupons zijn verplicht voor auto’s boven de drie ton en zijn een soort wegenbelasting. Ik moet 125 US dollar betalen wat ik uiteraard niet accepteer. Ik leg hem de situatie uit, punt a: wij zijn toeristen en geen commercieel transportbedrijf en punt b: je had die coupons moeten verkopen toen we het land binnen kwamen. In mijn ogen sterke argumenten maar voor de belastingmeneer niet zo heel erg. Uiteindelijk komt toch weer de Afrikaanse oplossing boven tafel waar ik eigenlijk niet zo blij mee ben maar ja, we zitten op een budget. Ik betaal na enig onderhandelen 50 US dollar onder de tafel en het hek gaat eindelijk open voor ons.

Dat was Mozambique, een prachtig mooi land maar wat ons betreft iets te nat. Misschien komen we hier nog terug als het iets droger is😉

Alle foto's op een rijtje:

121