06 Kenia Noord

1 december 2011 – 9 december 2011
Offroad avontuur op de Turkana route


Ongemerkt de grens over

Ongemerkt zijn we ergens de officiële grens met Kenia gepasseerd maar er is helemaal niets in deze ‘swamp’ dat ons daaraan doet herinneren. Aan het eind van de middag probeert Jochen nog een andere kleine Isuzu vrachtwagen uit een blubbergat te trekken maar komt dan zelf ook hopeloos vast te zitten. Het is ongelofelijk hoe drassig de ondergrond is. Je denkt: daar kan ik gewoon overheen rijden maar de wielen denken er duidelijk anders over. Dan is het onze beurt om Jochen eruit te trekken. Een goede test voor het chassis natuurlijk maar het gaat goed en levert geen problemen op.  Het lukt Kosta uiteindelijk op snelheid naar de andere kant om de Isuzu te komen en deze eruit te trekken. Het is inmiddels bijna donker en we stoppen iets verderop op een ‘droog’ plekje met uitzicht op het Turkana meer. Als het donker is horen we in de verte de tweewiel aangedreven Isuzu tobben bij het volgende moddergat dat er uiteraard niet beter op geworden is nadat wij er met twee 9-tons trucks doorheen zijn geploegd.

De ‘ultimate stresstest’ voor het chassis

Als we wakker worden schijnt de zon. Eindelijk! Dat geeft hoop. Rond de auto’s hebben zich inmiddels alle kinderen van het nabijgelegen dorp verzameld en als ochtendgymnastiek gaan onze kinderen, Kosta en de kids van het dorp een partijtje voetballen. Erg leuk en het levert steeds veel (leed) vermaak op er als iemand languit in de modder uitglijdt. We zijn nu nog maar een paar kilometer van Ileret verwijderd, het eerste dorpje in Kenia. We moeten alleen nog één grote rivier oversteken. Het water is gelukkig aardig gezakt maar door de gigantische regens van de afgelopen weken zijn de kanten van de rivier helemaal afgekalfd en valt het niet mee de bedding in te rijden en vooral om er weer uit te rijden. We zijn een uur bezig om een goede plek te vinden en beginnen dan met graven. We hebben in totaal tien zandladders bij ons en die kunnen we goed gebruiken. Als eerste gaat de Landcruiser naar boven die het gemakkelijk haalt. Dan volgt de MAN die er duidelijk meer moeite mee heeft en waarvan de motor afslaat als hij bijna boven is. Met veel geweld lukt het Jochen dan ook om boven te komen. En dan moeten wij. Wij zijn weer een stuk breder en wat we voorbereid hadden is aardig aan bonken gereden. Blijft voor ons maar één optie over en dat is met flink wat vaart omhoog rammen. Het gaat goed maar het is toch wel een aparte sensatie om met een 9 ton truck voor je gevoel door de lucht te vliegen. Dit was toch wel ene beetje de ‘ultimate stresstest’ voor het chassis, maar het houdt zich allemaal prima en we krijgen er steeds meer vertrouwen in.

Na nog één keer vastzitten van Jochen in een mudhole bereiken we rond het middaguur Ileret waar we ons bij de politie moeten melden. Het heeft in dit gebied waar het vrijwel nooit regent niet zo veel geregend sinds 1997 toen er in Kenia overstromingen waren ten gevolge van El Nino. De afgelopen jaren was er zelfs een extreme droogte in dit gebied waarvan iedereen de gevolgen nog op zijn netvlies heeft.  Ook hier zijn de mensen allemaal erg mager en af en toe zelfs duidelijk veel en veel te mager.

Van mudhole naar mudhole

Er staan een aantal Landcruisers en Isuzu’s al een paar dagen te wachten om naar het zuiden te rijden maar de weg schijnt twintig kilometer verderop geblokkeerd te zijn door een truck geladen met vis die midden op de enige begaanbare route muurvast zit in de modder. Ook een tractor die geprobeerd heeft de vistruck los te trekken staat vast in hetzelfde moddergat. Omdat het nog steeds mooi weer is en wij vol goede moed zijn besluiten we verder te rijden. De politieagenten vragen ons om te assisteren bij het wegtrekken van de vistruck en dat lijkt ons een prima idee met onze 4WD trucks. We vertrekken met ons drieën en twee jeeps uit het dorp op weg naar de plek des onheils. De route erheen is ook al een verschrikking maar we beginnen al aardig ervaren te worden in het doorkruisen van moerasvelden. Vol gas in zijn drie, in low gear en de sper op de achteras en vooral niet sturen, baggeren we ons een weg door stukken drassige modder van honderden meters lengte. ‘Black Cotton Soil’ noemen ze die troep hier. In de droge tijd ultrafijn stofzand dat als het geregend heeft verandert in een soort super kleef klei waar niets grip op heeft. Als je er over loopt met schoenen aan blijft er aan elke schoen een kilo kleven. Je kunt er eigenlijk alleen maar op blote voeten doorheen. Eén jeep, een andere Landcruiser, die achter ons aanrijdt maakt de fout door te proberen in ons spoor te rijden en raakt hopeloos vast. Wij rijden door en horen later dat ze uren en uren bezig zijn geweest om de auto weer los te krijgen.

Een vistruck blokkeert de route

Eénmaal aangekomen bij de vistruck, die inderdaad tot zijn assen vast zit en behoorlijk stinkt door de rottende vis, willen de mensen van het dorp eerst proberen de tractor eruit te slepen met hun jeep, een Russisch gevaarte van de lokale pastoor voorzien van sneeuwkettingen. Ze zijn daar uren mee bezig maar het lukt totaal niet. Intussen ga ik met Kosta in zijn Landcruiser op zoek naar een alternatieve doorgang maar het is overal pet. Ook lopend verkennen we de omgeving en er lijkt een mogelijkheid te zijn om een paar honderd meter verderop via een rivierbedding voorbij de vistruck te kunnen komen. Intussen zijn de lokalen iets verder gekomen en is het gelukt de tractor eruit te trekken. Vervolgens proberen ze de tractor aan te slepen maar dat doen ze zo dom dat de tractor tegen de enige boom knalt die er in de omgeving staat. De motor van de Russische jeep is dan ook afgeslagen en kan niet gestart worden omdat ook hiervan de startmotor niet werkt.

Pogingen om de vis truck los te trekken

Dan is Kosta die zijn geduld verliest, zijn auto start en door het eerste deel van het moddergat racet en vervolgens eerst de jeep aansleept en dan de tractor probeert aan te slepen. Dat ding is echter zo gaar dat het niet lukt. Jochen heeft intussen ook zijn geduld verloren en ploegt ook richting de vistruck. Dat gaat allemaal goed. We vragen de mensen de lading uit de vistruck te gooien want die is toch bedorven maar dat weigeren ze omdat ze denken dat het misschien nog te redden is. Met behulp van de extra accu’s van Kasa starten we de vistruck en proberen ook nog even de tractor te starten, maar dat ding is gewoon op. Ze vertellen dat ie ook alleen maar te starten is door een kilometer met hoge snelheid aan te slepen.

Intussen hebben we de mensen van de vistruck gevraagd hun auto uit te graven zodat we ze er met de MAN uit kunnen trekken. Dan maar met lading proberen. Echt werken is er echter niet bij zodat we op een gegeven moment zelf maar gaan graven.  Ik haal mijn sleepkabels en breng ze naar de Jochen, we doen een poging om ze eruit te trekken maar bij de eerste poging trekken we er alleen een tussenbalkje van het chassis uit. Ook de tweede poging mislukt, gewoonweg omdat het ding te vast zit in de modder en niemand van de lokalen wil graven. Het is ook geen fijn klusje natuurlijk, zelfs een schep doet maar bar weinig in die prut hier. Als we even niet opletten zien we opeens de Russische jeep een poging wagen de tractor door het eerste deel van het moddergat te trekken. Die komen natuurlijk ook hopeloos vast te zitten en nu kunnen Kosta en Jochen niet meer vooruit en niet meer achteruit omdat de tractor nu de weg terug verspert. De oelewappers! Jochen is echt pisnijdig en zegt dat we ze niet meer helpen en zelf wel een weg gaan zoeken morgen. Ze laten de tractor staan en vertrekken terug richting Ileret, De Duitse pastoor komt ook nog even langs om te kijken en we spreken af de volgende dag verder te gaan.

De problemen worden alleen maar groter

De volgende morgen is het nog steeds mooi weer maar er komt niemand uit het dorp opdagen. Als wij nog aan het ontbijten zijn horen we honderd meter verderop Jochen zijn auto starten en de kant op rijden van de rivierbedding die we als mogelijke passeerplek hadden bedacht. Vanuit ons raam zien we dat hij nog een keer vast komt te zitten maar met behulp van zandladders weer verder komt. Ook wij ruimen de boel snel op en laten de motor vast warmlopen. Kasa gaat moeiteloos door het eerste moddergat en ook de route naar de rivier doen we zonder problemen. Als we daar aankomen staat Jochen al op het punt de rivier in te rijden. Hij is ongeduldig en vol vertrouwen in zijn auto denkt hij zonder voorbereidingen in het smalle kreekje te kunnen sturen. Naar beneden rijden lukt natuurlijk altijd wel maar zodra de voorwielen naar beneden gaan komt de auto intussen op zijn buik vast te zitten. Een weg terug is er niet meer dus beginnen we de auto vrij te graven en dit gaat nog redelijk voorspoedig. Het echte probleem ontstaat pas als de auto ook met de achterwielen in de bedding terechtkomt en dan met de achterwielen hopeloos wegzakt in het drijfzand.

Bijkomend probleem is dat het kreekje zo smal is dat hij niet meer voor- of achteruit kan terwijl hij toch echt stroomopwaarts moet komen te staan om er weer uit te komen via de geplande route. Enige mogelijkheid die we dan zien is de oever voor de auto zover uit te gaan graven dat hij de draai kan gaan maken zonder met de achterwielen in het drijfzand te zitten dat zich lijkt te concentreren in de eerste meter van de kreek. We graven totdat we scheelzien en Kosta heeft dan nog de illusie dat hij met de Landcruiser kan helpen trekken. Alles op het imperiaal van de Cruiser halen we eraf en we maken voor de Cruiser een tweede helling met een paar zandladders. Dat gaat allemaal goed en het lukt Koste de geplande route te rijden en hij krijgt zijn auto boven de oever, voor de MAN. Als ik de sporen zie van de Cruiser in de rivierbedding dan realiseer ik me meteen dat dit met een truck nooit gaat lukken. Als zelfs een vrijwel lege Landcruiser al zo ver wegzakt…. De ondergrond is gewoonweg veel te nat.

En het kan nog erger…

Intussen zijn we nog steeds als een gek aan het graven en dan gebeurt er wat je echt hoopt dat niet gebeurt: het begint te regenen. Het valt met bakken uit de hemel en al snel vult de kreek zich met modderwater.  In de grote rivier, circa dertig meter verderop, dendert het water echt met veel geweld naar beneden. Kosta realiseert zich dat hij op een slechte plek staat en racet met de Landcruiser zover als mogelijk naar een hoger gelegen plek maar ook hij komt vast te zitten. Ook het peil in de kreek stijgt heel snel maar als het water al over de helft van de wielen staat houdt het gelukkig op met regenen. Jeetje wat nu? Het weer klaart niet echt op en er moet iets gebeuren!  We gaan nu eerst de Landcruiser maar helpen en slepen een paar zandladders naar zijn positie, een paar honderd meter verderop. We verzamelen stenen en na twee pogingen lukt het Kosta om weg te komen en bereikt de weg vóór de vistruck. Deze plek noemen we nu ‘Isla Kosta’, omdat hij nu op een eiland staat, we zullen hierna nog steeds de grote rivier door moeten steken. Nog steeds is niemand van de lokalen op komen dagen, hebben zeker het weerbericht gehad of zo?

Jochens Ditch

Als we teruglopen naar ‘Jochens Ditch’ zoals we plek inmiddels genoemd hebben, begint het opnieuw te regenen, het begint ook donker te worden. Ik stel voor dat we morgen de auto gaan proberen terugwaarts omhoog te trekken, dit is de enige manier waarop ik kan helpen. Daarna de vistruck er maar uit proberen te trekken, dan zien we wel verder.  De regen houdt gelukkig op en net voor het donker is stabiliseren we de MAN door onder alle wielen een zandladder te plaatsen. Heb ik toch mijn Hi-Jack niet voor niets meegenomen. Ook Jochen realiseert dat de enige weg de weg terug is.

Voor de zekerheid brengen ze ’s avonds al hun belangrijke spullen naar onze auto, als het echt gaat regenen weten we niet wat er zou kunnen gebeuren. In het ergste geval zou de auto misschien kunnen omvallen. We beginnen ons nu toch ook wel een beetje te realiseren dat Nairobi wel eens echt heel ver weg kan zijn. We hebben gelukkig nog genoeg eten voor iets van twee weken bij ons en (regen)water is uiteraard nog genoeg.  Bien bakt bijna elke dag broodjes voor iedereen. De oven bewijst echt zijn nut! Het is natuurlijk een rotsituatie voor Jochen en Dorothee en daarom nodigen we ze ‘s avonds uit om bij ons op het plateau een koud wit wijntje te komen drinken. Met onze satelliettelefoon bellen ze zijn ouders op om hun geplande vlucht naar Mombasa over twee welen maar even uit te stellen. Dat lijkt nu echt totaal onhaalbaar. Het blijft gelukkig de hele nacht droog en de volgende ochtend schijnt de zon zelfs!

Herman moet er achterwaarts uit

Het plan dat we gemaakt hebben is een pad maken terug de oever op voor de MAN en een pad maken waar wij op kunnen staan om te kunnen trekken. Het blijkt een enorme klus zijn om Kasa bij de rivier te krijgen want omdat we Jochens spoor moeten volgen dat al aardig diep is en nu ook nog eens vol water staat lukt het ons niet om er in één keer naar toe te rijden. Na een paar uur hard werken, eindeloos veel stenen verzamelen (alle kids worden hiervoor ingezet), chassis opkrikken op zandladders, de wielen uit de modder hi-jacken, stenen eronder stampen, etc. lukt het eindelijk om Kasa in ‘pulling position’ te krijgen. Inmiddels heeft de tweede ploeg ook al een heel pad gemaakt van stenen voor HerMAN. Dorothee zorgt voor een heerlijke warme prak tussen de middag en dan wordt het tijd om de motoren warm te gaan draaien. Probleem is dat ik maar een paar meter achteruit kan rijden omdat we anders weer in hetzelfde gat terechtkomen waar we net uit zijn. Met spanbanden maken we een sleepkabel precies op de juiste lengte en dan kan fase 1 beginnen. Vol gas laten we tegelijk de koppeling los en met enorme rookwolken onder de banden komt de boel in beweging. Drie seconden later staat de MAN met de achterwielen weer op de kant en met de voorwielen net niet meer in de rivier.

Herman en Kasa komen weer op het droge

Helaas ben ik toch een meter te ver achteruitgereden en moeten we dus toch weer opnieuw gaan jacken. Dat kost weer een uurtje en intussen is ook het linkervoorwiel van de MAN vrij gegraven en opgevuld met stenen. Het is onvoorstelbaar hoeveel (keuken) kratjes met stenen de kinderen gehaald hebben uit de grote rivier iets verderop. Fase twee kan beginnen, motoren opwarmen, sleepkabel aanspannen, formule 1 start en weer drie seconden later staat de MAN weer met vier wielen hoog en droog. Gejuich en blijdschap alom dus. De zon schijnt nog steeds en een beetje overmoedig denk ik dan wel net voor het donker is even achteruit naar het echte hoge en droge te kunnen rijden. Helaas niet dus.  Kasa slipt van de zware stalen zandladders af die doorbuigen alsof het niets is en zakt meteen weer tot de as hopeloos weg. Shit. Maar nu is HerMAN aan de beurt om ons er weer uit trekken. Dat gaat gelukkig goed, we parkeren de auto’s op het kleine droge eilandje dat we hebben. Die twee auto’s moeten inmiddels wel een relatie gekregen denken we.  Het is al donker maar we gaan ons eerst maar eens lekker wassen in de rivier. De kinderen niet alleen want er zitten aardig wat hyena’s hier in de buurt en het zou toch zonde zijn als we een stenensjouwer minder zouden hebben voor morgen, haha.

Hulp op komst

De volgende ochtend is het halfbewolkt maar we zien geen regenwolken en dus het ziet er goed uit. Inmiddels is er een grotere tractor aangekomen die eerst de Landcruisers die al een week wachten, naar de overkant begeleid via een alternatieve route aan de andere kant van de vistruck.  (Waarom hebben wij die niet gezien?) Vervolgens trekt hij de andere tractor eruit en gaat dan de vistruck eruit trekken die ze inmiddels leeg gekiept hebben. Naast de vistruck ligt nu een enorme berg rottende vissen waaronder echt enorme nijlbaarzen. Een grote strop natuurlijk voor de transporteur maar ja het was ook niet zo slim op dit stuk te gaan rijden met een 2WD vrachtwagen. De chauffeur komt mijn accu’s weer lenen om de vistruck te starten en al snel is ook de vistruck op een hoger gelegen deel getrokken. Die zal hier nog wel een paar weken moeten wachten totdat alles weer droog is. In het ergste geval tot februari denkt hij… het zal ook interessant worden hier de komende dagen: vele hyena’s, roofvogels en aasgieren zullen zich hier tegoed toen aan die berg vis. De komende jaren zal hier een enorme berg visskeletten liggen en zal niemand begrijpen waarom?

Eindelijk weer op weg

Intussen zijn Kasa en Herman ook een heel stuk verder. Via een route net naast het oude spoor lukt het ons om vooruitrijdend ongeveer tweehonderd meter bij de kreek weg te komen. We sjouwen de zandladders naar de auto’s en ook alle spullen die Jochen oorspronkelijk achter op de truck had hangen en Kosta boven op zijn bagagerek had liggen.

Ook het stuk richting vistruck en de route die de Landcruisers vanochtend gereden hebben gaat allemaal goed. We hadden de bestuurders van de tractor gevraagd om ons, indien nodig, ook te assisteren maar we komen er zelf doorheen. We betalen de mannen iets voor het wachten en ze vertrekken weer richting Ileret met de andere tractor op sleeptouw.  Wij laden de zandladders en banden weer op en passeren ook zonder al te veel problemen de grote rivier waar het waterpeil nu heel laag staat.  Eindelijk, we zijn de vistruck voorbij, na 48 uur graven (uiteindelijk eigenlijk voor niets) staan we aan de overkant van de rivier. Het heeft heel wat lichamelijke en emotionele energie gevergd van ons allemaal. Onze handen en voeten zitten vol met schrammen, de armen zijn verbrand door de zon en we voelen ons alsof we een marathon hebben gelopen. Als alle informatie klopt hebben we nu wel het ergste gehad en dat geeft ook weer een opgelucht gevoel.

Na twintig kilometer bereiken we het Sibiloi park. Normaal gesproken kun je hier ook omheen rijden maar de mensen uit Ileret hebben ons deze route nadrukkelijk ontraden tenzij we er nog twee maanden erover willen doen. Dat was niet het plan en dus rijden we het nationaal park in waar je natuurlijk wel weer iets voor moet betalen, maar dat zien we bij de uitgang wel.  Ook de weg door het park is zeker niet gemakkelijk. Vele riviertjes doorsteken en ook weer de diverse modderpoelen in de lagergelegen gedeeltes. We zien zowaar zelfs nog een paar dieren: wat dikdiks, eekhoorns, konijnen en een paar wrattenzwijnen, maar het is natuurlijk niet echt wat je verwacht van een nationaal park in Afrika.

Smokkelen door het wildpark

Omdat we niet het risico willen lopen om voor twee dagen te moeten betalen moeten we nog aardig doorrijden om voor zonsondergang de ‘gate’ bij de zuidelijke uitgang te bereiken. Parken zijn namelijk belachelijk duur in Kenia en als je dan ook alleen paar een paar konijnen ziet dan is het helemaal zonde. In plaats van met zijn elven passeren we de gate dan ook met zijn vijven. De rest is verstopt in de auto’s. De man bij gelooft ons ook nog dat de trucks minder dan 3 ton wegen dus de schade valt nog te overzien, circa vijftig US-dollar voor ons. We parkeren de auto’s een paar kilometer buiten het park, net buiten het zicht van de gate, op een stenen plateautje.

De volgende etappe van weer zo’n honderd kilometer gaat naar Loyangalani dat weer aan het Turkana meer ligt. Het is weer een kleine piste met heel wat bonkige stukken ertussen maar af en toe ook gravel of zand waarop we lekker kunnen doorrijden. Het leuke is dat we vandaag nog meer wild zien dan de dag ervoor in het park. We zien nu ook de eerste struisvogels, groepen bavianen, een paar gerenoeks en kuddes gazelles. We moeten ook wat stukken passeren die alleen maar bestaan uit enorme keien en een spoor dat net twintig centimeter te smal is voor de auto. De banden en de passagiers hebben het heel zwaar maar houden zich wonderwel. Aan het einde van de dag bereiken we het meer wat hier werkelijk prachtig is. Als je je ogen dichtknijpt heb je meer het idee langs een meer in Schotland te staan dan midden in Afrika. Het is zo mooi dat we besluiten maar niet naar Loyangalani te rijden waar een camping schijnt te zijn. We zijn na zo veel dagen geheel gewend aan wildkamperen, lekker de buitendouche nemen en gewoon genieten van de stilte. Het is hier ook een stuk warmer zodat we geen keteltje warm water meer in de tank hoeven te gooien voor de douche.

Loyangalani, het eerste echte Keniaanse dorpje

Als we wakker worden heeft het halve vissersdorpje zich rond de auto’s verzameld wat voor ons niet zo’n probleem is meestal maar voor Kosta en Katrijn soms wel omdat zij natuurlijk buiten moeten eten, aankleden en dergelijke en dat is niet altijd even fijn als veertig nieuwsgierige je staan aan te gapen. Kosta tekent een cirkel in het zand als uiterste lijn waar ze mogen staan. Dat helpt iets. Als ik de auto wil starten gebeurt er helemaal niets, wat nu weer? Na een beetje klooien en een paar tikjes op de startmotor slaat hij dan gelukkig toch aan. We hebben dit keer geen reserve startmotor bij ons en daar begin ik nu toch wel spijt van te krijgen.

Na een kwartiertje komen we aan in Loyangalani, het eerste echte Keniaanse dorpje. Ook hier heeft alles onder water gestaan en grote delen van de hoofdstraat zijn nog steeds enorme modderpoelen. Al tijden zijn hier geen trucks meer aangekomen en iedereen is erg benieuwd naar de staat van de wegen. Gisteren zijn hier ook voor het eerst twee trucks uit het zuiden aangekomen en dat geeft de mensen hier en ons ook weer moed. De Turkana mensen die hier rondlopen zijn voor het grootste deel heel traditioneel gekleed en versierd. We vinden het een beetje gênant om foto’s van mensen te maken, dat zouden wij tenslotte ook niet leuk vinden. Ik heb het wel eens gevraagd maar meestal willen ze het niet. We doen met de paar Keniaanse shillings die we hebben wat inkopen. Vooral bier, brood en groenten staan hoog op het lijstje. Brood is natuurlijk niet zo standaard hier maar bij een soort restaurant gaan ze meteen aan de slag om veertig broodjes voor ons te bakken. Ik probeer met Janne nog wat vis te scoren bij de vissers buiten het dorp maar ze hebben alle vis al in stukken gesneden en gespiest op stukken hout in de zon gelegd. Laat maar…

Gayparade?

Vanaf Loyangalani rijden we een half uurtje verder langs het meer om een plekje te zoeken voor de lunch. Onderweg zien we langs de waterkant een aantal mannen een enorme Nijlbaars fileren. Van hen kopen we één stuk visfilet van een kilootje of zeven voor 400 shilling (ca 3,50 euro). Na de lunch verlaten we het meer en gaan we weer de bergen in. De pistes zijn inmiddels redelijk opgedroogd, alleen in de buurt van de rivieren is het nog echt modderig en oppassen geblazen. We hobbelen heel wat uurtjes door een werkelijk prachtig landschap met mooie valleien en hoge bergen. We komen nauwelijks mensen tegen, maar de mensen die we zien er stuk voor stuk fantastisch uit. Roze is hier erg in de mode en als we de geheel in roze lappen gewikkelde mannen zien (vaak ook korte rokjes), hun haren versierd met struisvogelveren en behangen met kralenarmbanden en kettingen lijkt het alsof ze zo ontsnapt zijn van een Gayparade. We moeten er soms erg om lachen maar uitlachen kun je ze beter niet want stuk voor stuk zijn ze ook gewapend met enorme speren en/of zwaarden.

Nijlbaars met Tusker bier

Als we aan het einde van de middag South Horr bereiken blijkt pas hoeveel schade het water aangericht heeft. De hoofdstaat is veranderd in een rivierbedding en van de weg is niets maar dan ook helemaal niets meer terug te vinden. Door deze toestand, de naam van de plaats, de vreemd maar prachtig geklede en gewapende mensen krijgt het allemaal een surrealistisch tintje. Zeg maar het wilde westen van Planet Gay. Omdat we door enorme kuilen moeten rijden kunnen we er maar stapvoets doorheen rijden en dat geeft ons de gelegenheid de mensen te bekijken en uiteraard ook vice versa.  Een paar kilometer voorbij South Horr hebben Kosta en Katrijn inmiddels een prima plekje voor de nacht gevonden. De kinderen gaan meteen hout verzamelen en een vuur en barbecueplaats maken. Vanavond staat er geroosterde nijlbaars op het menu. Het is gewoonweg veel te veel voor in de vriezer. Het is hier in de bergen weer een stuk koeler en we moeten weer truien en jassen aan, heerlijk! Vergezeld van ons eerste fles Tusker bier smaakt de vis fantastisch. Het is ook de eerste keer dat we vlak bij een GSM-mast staan en na wat pielen krijg ik het internet aan de praat met behulp van het Sim kaartje dat we van Darren gekregen hebben. Toch wel bijzonder dat je dan met de laptop opeens je mail kan lezen, en het is nog best snel ook!

Maralal

Vanaf South Horr is het nog een lange reisdag voor ons naar Maralal, het eerste Keniaanse stadje. De weg is weer regelmatig dramatisch en vooral de bergpassen zijn vrijwel onbegaanbaar geworden voor zo ver ze dat al niet waren. De laatste twintig kilometer wordt de weg wat beter en om een uur of vijf bereiken we Maralal. Als eerste gaan we maar eens geld halen bij de bank. Ook werd het hoog tijd dat we weer eens een benzinestation zouden tegenkomen want het verbruik in de modder en de bergen met bijna permanent de fourwheeldrive ingeschakeld was zo hoog dat we ruim 300 liter diesel verbruikt hebben in de afgelopen pak hem beet 900 kilometer sinds Arba Minch. We doen nog wat inkopen en komen nog de Keniaan van Engels/Afghaanse achtergrond tegen we in Ileret ontmoet hebben omdat die daar toen ook vastzat achter de vistruck.

Na 1100 kilometer eindelijk weer asfalt

We gaan voor het eerst sinds tijden maar weer eens op een camping staan, de Camelclub, maar we vragen ons af waarom. Er is nauwelijks water, de elektriciteit doet het niet, de toiletten zijn smerig en er zitten muskieten. Duidelijk geen plek om bij te komen. Vandaar dat wij de volgende dag meteen weer vertrekken richting Isiolo waar een camping met zwembad schijnt te zijn(?). Kosta en Katrijn vertrekken ook maar weten nog niet waarheen en de Herman-crew blijft nog om diesel en water te tanken en inkopen te doen.  Ook vandaag weer bar slechte en soms bijna onbegaanbare wegen vanwege de regens maar ook af en toe zanderige stukjes van een kilometer of tien waar je door kunt rijden. Het landschap is daarentegen fantastisch mooi al valt het af en toe niet meer mee ervan te genieten als je zo door elkaar geschud wordt. Langs de weg zien we zebra’s, tientallen dikdik-paartjes (miniatuurgazelles ter grootte van een konijn) en zien we ook een enkele gerenoeks, gazellen met girafachtige lange nekken. We zien ook op een paar plaatsen olifantenpoep op de weg maar die komen we helaas niet tegen. Aan het eind van de middag bereiken we dan eindelijk het asfalt. Na 1100 kilometer rotwegen kunnen we het wel zoenen! Hier waren wij en de auto wel aan toe.

Bijkomen in Isiolo

Zoevend over het nieuwe gladde Chinese asfalt zweven we voor ons gevoel de laatste 50 kilometer naar Isiolo waar we de Gaddisa Campsite vinden met inderdaad een zwembad! Kosta en katrijn blijken er ook te zijn en snel parkeren we de auto. Voordat we tot stilstand gekomen zijn hebben de kinderen zo’n beetje al hun zwembroeken aangetrokken en zijn in het zwembad gesprongen.

‘We hebben het gehaald’ is het overwegende gevoel dat we hebben. We gaan hier eerst maar eens een paar dagen bijkomen, onze wonden likken en weer schoolwerk inhalen dat er de afgelopen twaalf dagen bij ingeschoten is.

Voor iedereen die denkt dat tien maanden reizen in Afrika gewoon een superlange vakantie is: we kunnen jullie verzekeren: op deze manier reizen is gewoon keihard werken, overleven en niet alleen een ‘ultimate stresstest’ voor de auto maar vooral voor het hele gezin. Ik denk dat de meeste Nederlandse gezinnen na één week reizen op deze manier gillend het vliegtuig naar huis willen nemen maar wij doorstaan de stresstest tot nog toe prima en hebben er weer een paar mooie verhalen bij.

Alle foto's op een rijtje:

106