11 Botswana

24 april 2012 – 29 april 2012
Zoutpannen en moerassen


Op weg naar de Okavango delta

De grens is zoals verwacht geen enkel probleem en al snel rijden we Botswana binnen op zoek naar een tankstation. Diesel is hier namelijk stukken goedkoper hebben we gehoord. We zijn dus zo’n beetje op de laatste druppel Zuid Afrikaanse diesel het land binnen gereden. Als snel vinden we een tankstation maar dan heb je natuurlijk nog het probleem dat je het lokale geld, in dit geval de Botswaanse Pula, nodig hebt. Geld wisselen lukt nergens dus tanken we iets van twintig liter diesel met onze laatste Zuid Afrikaanse randen. Genoeg om Palapaye, de eerstvolgende grote stad te halen.

Na geld gehaald en getankt te hebben in Palapaye rijden we meteen verder richting het oosten. We zijn namelijk op weg naar de Okavango delta, één van de bekendste wildparken van Afrika. Het grootste deel van Botswana is een droge en dorre hoogvlakte. Echt woestijngebied, de Kalahari genoemd. In deze woestijn eindigt onder andere de Okavango rivier. Deze grote  rivier uit Angola bereikt nooit de zee en verdampt geheel in een enorme delta, ongeveer ter grootte van een derde van Nederland.

De eerste avond kamperen we ergens op een zijweggetje in de bush, zoals we dat vaak doen. Heerlijk om weer helemaal alleen in de woestijn onder de sterrenhemel te staan. Helaas is het die avond wel erg koud en winderig. De Kalahari is overigens niet een klassieke woestijn met zandduinen en dergelijke. Het wordt ook wel de groene woestijn genoemd omdat bijna overal wel begroeiing is. Fijne van Botswana is dat er bijna nergens hekken meer langs de weg staan. Daar werden we in Zuid Afrika wel eens een beetje gek van dat er werkelijk overal hekken staan. Echt elk stukje grond was omheind. En dat maakt het vaak veel lastiger om een rustig plekje te vinden voor de nacht.

Maun, de meest toeristische plaats in Botswana

De volgende dag rijden we langs de zoutpannen verder richting Maun. We kunnen de zoutpannen helaas niet op omdat de regens nog maar net gestopt zijn en er op sommige plaatsen heel veel regen is gevallen.  De zoutpannen zullen nog maanden onbegaanbaar zijn voor zware voertuigen als de onze. Aan het eind van de middag bereiken we Maun, de verzamelplaats voor safari’s in de delta en ook de meest toeristische plaats in Botswana.  We kennen het plaatsje nog van vorige reizen en gaan direct naar het voor ons bekende Sedia hotel. Langs de rivier kun je in de tuin van het hotel goedkoop kamperen en gebruik maken van het zwembad. We gaan de komende dagen weer wat school te doen maar de grote verassing voor de kinderen is een rondvlucht boven de delta. De tijd dat er budget mogelijkheden waren om met mokoro’s (uitgeholde boomstammen) de delta in te gaan lijken definitief over dus doen we het op deze bijzondere manier. Bij één van de vele maatschappijtjes regelen we een zespersoons vliegtuigje om drie kwartier boven de delta te vliegen. We moeten nog een uurtje wachten voordat we vertrekken omdat rond een uur of vijf, net voordat de zon ondergaat, het licht op zijn mooist is en de dieren weer uit de schaduw komen.

Rondvlucht of rollercoaster?

Heel officieel moeten we inchecken. Paspoorten laten zien en we moeten zelfs onze spullen door een scanner halen waarna we in de vertrekhal mogen plaatsnemen. Na een half uurtje wachten worden we opgehaald.  Ons vliegtuigje staat voor de deur geparkeerd.  De Zuid Afrikaanse piloot Marc staat naast het vliegtuig op ons te wachten. Na een foto gaan we ons in het toestel proppen, een ruim dertig jaar oude maar prima (hopen we) onderhouden Cessna. Het dashboard ziet er in ieder geval erg indrukwekkend uit en is toch wel iets geavanceerder als onze eveneens ruim dertig jaar oude Mercedes. Na een korte veiligheidsinstructie (water en EHBO kist liggen achterin voor het geval we neerstorten) stijgen we op en zetten koers naar het noordwesten. Het uitzicht is magnifiek. We vliegen best laag, zo’n 150 meter hoog, en kunnen dus prima de grond zien.

Al snel vliegen we boven de Okavango delta en zien de eerste dieren. Omdat het zo snel gaat (200km/u) en we niet gewend zijn aan de schaal om dingen te zien hebben we eerst wat moeite om dieren te herkennen. Impala’s zijn rode stipjes voor mij en zelfs olifanten zien er best klein uit. Gelukkig hebben de kinderen veel betere ogen en spotten heel veel dieren, ook meer dan Marc ziet. We zien kuddes olifanten, buffels, nijlpaarden, giraffen, wildebeesten, zebra’s, impala’s en zelfs troepen bavianen. Fotograferen is vanwege de snelheid lastig en omdat het door de raampjes moet vaak  onmogelijk maar toch weten we een paar mooie plaatjes te schieten. Als we dieren spotten gaat het vliegtuigje bijna op zijn zij vliegen zodat we het goed kunnen zien.

Deze rollercoaster-bewegingen zijn wat te veel van het goede voor onze Stijn die samen met Janne helemaal achterin zit en maar net met zijn neus boven het raampje uitkomt. We vliegen de rest van de vlucht dus maar wat rustiger om te vermijden dat we zijn maaginhoud over ons heen gaan krijgen. Na een perfecte landing bedanken we Marc en lopen een beetje wiebelig terug naar onze auto. We hebben er echt van genoten, ook Stijn is uiteindelijk niet ziek geworden maar het doet toch wel wat met je. Drie kwartier was echt voldoende voor ons. Pieter denkt er nu serieus aan om piloot te worden, zo gaaf was het.

Spitting cobra in de douche

De laatste dag in Maun doen we nog een dagje school en heb ik tijd om het verslag van Zuid Afrika af te maken en op te sturen. Een lekker rustig dagje met uiteraard lekker genieten van het zwembad en een beetje kletsen met andere overlanders. Hoogtepunt van de dag is dat in het douchegebouw een spitting cobra wordt ontdekt als Bien daar de was aan het doen is. De eigenaar van het hotel, een stevige witte Zuid-Afrikaan, slaat het beest met een flinke klap dood en uiteraard moeten de kids dat gevaarlijke beest eens goed gaan bekijken.

We willen toch nog proberen een klein tochtje te maken in de delta met een mokoro. We hebben gehoord dat het vanaf het noorden goedkoper is en rijden de volgende dag na naar een campsite bij Sepupa, ongeveer driehonderd kilometer naar het noorden. We hadden echter vanuit het vliegtuig gezien dat het waterniveau in de delta aardig hoog was maar in Sepupa blijkt het zo hoog te zijn dat alles onder water staat. Je kunt wel naar de camping met een bootje maar we hebben geen zin om Kasa hier achter te laten. We rijden dus maar door richting ons tweede reisdoel in Botswana, de Tsolido Hills.

Sporen van de San ontdekken

De Tsolido Hills is alweer een ‘world heritage site’, ditmaal een heilige plaats voor de bushman, beter San geheten. Het zijn een paar kleine bergjes midden in de woestijnvlaktes waar de afgelopen tienduizenden jaren San en andere stammen hebben geleefd. Verspreid over een paar honderd plaatsen hebben ze duizenden rotstekeningen gemaakt. De Tsolido Hills zijn pas sinds een paar jaar via een gravelweg bereikbaar en nu dus een redelijk gemakkelijke bestemming. We rijden de gravelweg uit totdat het donker wordt en parkeren de auto in de bush met uitzicht van de ondergaande zon boven de Tsolido Hills. Prachtig!

Na een heerlijk rustige nacht en een uitgebreid ontbijt rijden we de volgende ochtend de laatste kilometers naar het bezoekerscentrum. We zijn de enige gasten. Zo toegankelijk is het blijkbaar ook weer niet. Samen met een vrouwelijke gids, zelf ook een San, maken we een wandeling over één van de vier heuvels. De wandeling duurt ruim twee huur en vaak is het meer klauteren dan wandelen. De heuvel die we verkennen heet ‘de moeder’. Volgens de legendes van de San zijn de vier heuvels tijdens de schepping van de aarde levende wezens geweest. Vader, moeder en twee kinderen. Na een ruzie zijn de vader en de moeder gescheiden en hebben ieder een kind meegenomen.

We zien duizenden jaren oude rotstekeningen van olifanten, neushoorns en allerlei antilopen maar ook zijn er tekeningen van ‘dansende penissen’. Ook destijds kwamen diverse dieren niet meer voor bij deze heuvels en was een doel van de tekeningen waarschijnlijk ook het leren herkennen van dieren voor andere mensen. Meest sprekende voorbeeld zijn tekeningen van een walvis en een pinguïn. Dichtst bij zijnde plaats waar je die zou kunnen zien is duizenden en duizenden kilometers verderop. Daaruit blijkt maar weer dat deze mensen heel avontuurlijk waren en lange reizen maakten.

Mooi en fijn land, de belofte van Afrika

Na deze tweede bijzondere ervaring verlaten we Botswana die dag alweer en gaan een stukje door Namibië rijden op weg naar Zambia. Voor de grens gooien we de tanks nog maar eens helemaal vol. We hebben erg genoten van dit korte bezoek aan Botswana en hopen echt weer eens terug te komen voor een langere tijd.

Botswana is dankzij de diamantmijnen één van de weinige succesverhalen in Afrika en dat zie je ook echt. Tuurlijk wonen er nog veel mensen in heel eenvoudige hutten maar je ziet er ook vaak een auto naast staan. We hebben in Serowe bijvoorbeeld een ziekenhuis gezien dat in Nederland absoluut niet zou misstaan. In tegenstelling tot andere Afrikaanse landen waar staatsinkomsten vooral in de zakken verdwijnen van de machthebbers wordt hier echt geïnvesteerd in de mensen van het land. De president van Botswana rijdt in een gewone auto schijnt het en doet af en toe zelf zijn boodschappen. Dat is in andere Afrikaanse landen die vele malen armer zijn ongehoord maar zou eigenlijk natuurlijk het enige juiste voorbeeld moeten zijn.

Alle foto's op een rijtje:

125